“Volgens de reguliere aanbevelingen is het goed om 200 tot 300 milliliter per uur te drinken. Dat lijkt veel, maar dat valt wel mee. Het is ook afhankelijk van hoe iemand zweet."

"Het is dus belangrijk om te testen wat je behoefte is. Dat doe je door voor en na je inspanning op de weegschaal te gaan staan. Je trekt het gewicht eraf wat je in de tussentijd hebt gedronken. Wil je dit helemaal goed doen, doe dit dan thuis of in de kleedkamer zonder schaatskleding.”

“Het advies is om maximaal 1% vocht te verliezen. Qua dranken is het ook belangrijk om het juiste te kiezen. De drank mag niet te koud, te zout, of te zoet zijn. Als je energie nodig hebt, heeft water geen zin. Daar zitten geen energiestoffen in. De commerciële sportdranken zijn het meest gebruikelijk. Er zijn twee categorieën: dorstlessers en energiedranken.”

Meestal wordt er geadviseerd om vanaf een inspanningsduur van zestig minuten tijdens de inspanning vocht en koolhydraten aan te vullen.

Dorstlessers bevatten koolhydraten en mineralen, deze mineralen worden ook wel elektrolyten genoemd. De opname van dorstlessers in de darm verloopt snel en efficiënt doordat een van de elektrolyten (natrium) de sleutel is voor het transport van koolhydraten vanuit de darmen in het bloed.

In de darmen zitten koolhydraattransporters, deze worden aangezet door het natrium in de drank zodat de koolhydraten worden getransporteerd. De eigenschap van koolhydraten is dat elke gram suiker ongeveer 3 ml vocht mee de darm in trekt.

Het duurvermogen wordt aanzienlijk verbeterd bij een inname van 30-60 gram koolhydraten per uur. Op basis van het vochtverlies kun je een drank kiezen met meer of minder koolhydraten. Onder zeer koude omstandigheden is een energiedrank met meer koolhydraten beter dan een dorstlesser met weinig koolhydraten.

Als stelregel kun je aanhouden dat dorstlessers ongeveer 4-8% aan koolhydraten bevatten en energiedranken meer dan 12% aan koolhydraten bevatten.