Door een manoeuvre van de Franse ploeg was hij ten val gekomen, zo legde hij uit. “We zaten daar een beetje te vechten en dan ga je ineens op je bek”, verzuchtte hij later. En hoewel de teleurstelling nog niet helemaal was verwerkt was zijn woede al wel snel gezakt. “Als je boos bent, roep je wel eens dingen”, zei hij over zijn reactie richting de Franse begeleiding.

“We wilde om de Fransen heen, maar zij kwamen naar buiten”, legde hij. “En dan is er één die mijn wielen aantikt.” Wie precies de schuldige was in de botsing wilde Ariëns niet zeggen. “Ik weet het en die jongen weet het ook. En hij heeft het al een paar keer geflikt. Kijk, één keer kan gebeuren, maar drie, vier keer niet.”

Tot Ariëns’ val verliep de wedstrijd voor de heren voorspoedig. Gary Hekman hield Ariëns continu uit de wind en Jan Blokhuijsen bewaakte hem voorbeeldig vanuit zijn rug. “We reden echt heel gemakkelijk. Het ging echt wel lekker. Gary zei net zelfs: ‘Het ging té makkelijk’”, stelde Ariëns met spijt vast.

Zonder hun kopman Ariëns stapten Blokhuijsen en Hekman over op een andere tactiek. “Plan-B was dat ik het af zou moeten maken in de sprint”, vertelde Blokhuijsen.

“Gary reed voor me om me goed af te zetten, maar twee ronden voor het einde hadden we een akkefietje met de Italianen. Daardoor kwam Gary helemaal stil te staan. Vervolgens ontstond daardoor ook een gat met de eerste drie en dat was net te groot om nog dicht te krijgen.”

In de laatste bocht kwam Blokhuijsen nog in de buurt van het podium, maar moest uiteindelijk genoegen nemen met de vijfde plaats. “Ik reed een goede laatste ronde, maar daar koop je niets voor”, zei Blokhuijsen. “Ik had de inhoud en de snelheid om podium te rijden Dat moet morgen dan maar gebeuren.”

Ook Ariëns toonde zich al snel weer strijdbaar voor de puntenkoers van morgen. “Het was een pittig valpartijtje, maar we gaan gewoon weer verder. Morgen is er weer een dag, toch?”