Thomas bleef wakker voor de races. Ze klinkt opgewekt en kijkt duidelijk nog altijd met plezier én scherp oog naar de internationale wedstrijden. “Femke begon die tweede omloop met 10,19. Bij die opening zat ik al met mijn handen omhoog op de bank.” Ze maakt het gebaar alsof het opnieuw gebeurt. “Fantastisch.”
Ze vertelt dat er elk jaar wel een wedstrijd was waarbij ze dacht: zal ik nog steeds de laatste zijn? Zeker als er werd geschaatst op de snelle banen in Salt Lake City en Calgary. Toch is er bij Thomas nu geen sprake van een end-of-an-era gevoel. “Daar gaat het helemaal niet om. Het is niet dat ik dacht: oh, nu ben ik ’m kwijt. Natuurlijk hoopte Ireen het jarenlang te rijden, maar nu was Femke de eerste.”
Over Kok is ze uitgesproken verrast: “Ik had niet verwacht dat ze het zou doen. De eerste dag zat ze best ver van haar persoonlijk record af. Maar misschien was de druk er vanaf. Van: joh, ik heb al een persoonlijk record gereden, en opnieuw een Nederlands record.”
Bij de vraag hoe haar eigen recorddag voelde, schakelt Thomas moeiteloos terug naar 1999. Een dag die inmiddels bijna mythisch is in de schaatsgeschiedenis.
“Een week daarvoor was het WK in Heerenveen. Ik was ziek en teleurgesteld. Je werkt een heel seizoen ergens naartoe.” Toch stapte ze in het vliegtuig naar Calgary. Niet gedreven door drang om te racen, maar door het simpele idee: laat het maar komen.
“Hans Veldkamp, mijn schoonvader toen, zei het laatst nog tegen me: 'Weet je nog dat je zei dat je niet eens wilde rijden?' Ik had echt zoiets van: laat maar.” Die gelatenheid werd haar goud. Ze dook anderhalve seconde onder het wereldrecord, een absurd gat. “Dat is bizar veel. Maar het voelde vanzelfsprekend. Femke doet nu iets vergelijkbaars door drie tienden van het wereldrecord af te rijden.”
In de media circuleren deze week oude foto’s van Thomas, waarin één ding direct opvalt: het pak.
“Het wapperde hier helemaal,” zegt ze, en tikt op haar borstkas. “Het waaide letterlijk door je pak heen. Nu zitten ze helemaal strak, wat veel aerodynamischer is. En we hadden strips op ons hoofd en zo’n neuspleister, die is nu weer terug.” Ook de klapschaats stond in 1997 nog in de kinderschoenen.
Kortom: techniek, trainingen, ijzers, data, alles is anders. “Wij hadden videobanden. Videobánden,” zegt ze lachend. Geen internet, geen telefoons. Je appte niet nog even met je coach om je rit door te spreken, je keek thuis op de bank terug wat er gefilmd was. Daar moest je het mee doen.” Die eenvoud had ook een charme. “De rust. Geen social media. Geen mensen die je online afbranden. Dat lijkt me nu echt pittig.”
Tegenwoordig probeert ze de nieuwe generatie, kinderen van veertien tot achttien jaar, iets door te geven wat ze zelf later pas echt begreep. Ze is niet per se coach om wereldkampioenen te maken, maar vooral om perspectief en plezier te bieden.
“Ze vragen niet hoe ze met druk moeten omgaan. Ze vragen: 'Dit voelt niet goed, waarom werkt het niet?' Dan zeg ik altijd: je moet niet alleen op je gevoel afgaan. Een persoonlijk record is een persoonlijk record. Zelfs een wereldrecord kan beter.” Ze zet niet in op vroeg of goed kunnen pieken, maar op ontwikkeling.
Ze herhaalt het later nog eens, als een soort mini-mantra: “De perfecte race bestaat bijna niet. Misschien maak je maar één keer in je leven zo’n rit mee dat je denkt: wát heb ik net gedaan? Maar de rest is gewoon: stap voor stap beter worden. Plezier houden.”
Ze kent die zoektocht naar perfectie maar al te goed. Want zodra je de favorietenrol draagt, verschuift elke fout uit proportie, weet Thomas. Over Nagano 1998 is ze eerlijk: “De druk die ik daar voelde was enorm. Je denkt dan echt: ik móét.”
En daarom verbaast het haar niet hoe het vaak uitpakt: “Juist de outsiders winnen vaak. Die hebben niks te verliezen.” Ze hoopt dat Kok ondanks alles blijft doen wat ze al doet. “Ze komt heel relaxt over. Ik hoop dat ze dat vasthoudt. De druk is mega, ook vanuit haarzelf.”
Thomas denkt dat het plafond nog lang niet in zicht is. “Ze kan nog harder. Er hoeft maar een tiende af, dan zit ze in de 35.” Ook is ze razend benieuwd naar de mogelijkheden op de 1000 meter. Ze vult het beeld verder in: “In Thialf rijden ze al 1.12. En dat wereldrecord staat het minst scherp. Ook de 1500 meter kan met haar techniek zeker nóg harder.”
Bewondering, zonder reserves. Het sleutelwoord blijft ontspanning. Bij Annamarie geen enkele teleurstelling dat het tijdperk ‘wereldrecord Thomas’ is afgelopen, maar het oprechte plezier van een oud-wereldrecordhouder die ziet hoe een nieuwe generatie de lat weer verlegt. Én weet dat dit pas het begin is.