Door haar man werd Claudia Kluivers zo’n twintig jaar geleden geïntroduceerd in de schaatssport. Zelf op de schaatsen staan bleek geen succes, na één toertocht, maar toch is ze tegenwoordig nog steeds nauw betrokken bij de sport.

Niet alleen als moeder van een dochter die aan shorttrack doet, maar ook als nationaal wedstrijdleider, lid van de shorttrackcommissie van de Delftse Kunstijsbaan Vereniging en als lid van de regiocommissie van de shorttrack jeugdcompetitie in het westen van het land; de Sebra Sports Cup.

Wat doe je binnen de regiocommissie? 

“Als regiocommissie zijn we verantwoordelijk voor de regelgeving binnen onze competitie. Ik verzorg daarbinnen de administratie, bijvoorbeeld het toewijzen van helmnummers en bijbehorende caps aan nieuwe rijders, maar ook problemen en vragen komen als eerst bij mij terecht. Veel los ik zelf op, soms doe ik dat in overleg met de andere leden van de commissie.”

“Daarnaast komen we ieder jaar bij elkaar om de nieuwe regels en afspraken, zoals de puntentelling voor het komende seizoen op papier te zetten voor de wedstrijdleiders. En daar zit gelijk de overlap in met mijn taken in die rol.”

“Voorheen kreeg ik er wel eens mee te maken, dat ik als wedstrijdleider iets op een bepaalde manier moest doen, maar daarvoor eerst toestemming moest vragen. Nu is dat lijntje korter geworden en loopt alles sneller door.”

Waarom de keuze voor de rol van wedstrijdleider?

“Dat was niet zozeer een keuze, ik werd gevraagd omdat andere wedstrijdleiders ermee zouden stoppen. Mijn dochter reed toen al in de regiocompetitie en de commissie kwam bij mij met de vraag of het niets voor mij was om wedstrijdleider te worden. Ik ben toen vrij snel ingewijd in de functie door de anderen, heb me zelf ook ingelezen.”

“Dit jaar doe ik pas mijn opleiding, want die was destijds net geweest en wordt nu pas weer voor het eerst in de buurt gegeven. Maar buiten het feit dat ik dus zelf niet bewust ervoor heb gekozen wedstrijdleider te worden, vind ik het zeker leuk.”

“Op het ijs staan als scheidsrechter wil en kan ik niet, en langs de kant vind ik wedstrijdleiding de leukste taak die er is. Het is stressvol, je bent continu bezig, en ik werk graag met de computer. Het mooiste is het als er een probleem opduikt met de computer, de printer of het kopieerapparaat, en we dat toch snel kunnen oplossen.”

“Als mensen zeggen dat het geen storende factor is geweest. Bovendien ben ik cijfermatig ingesteld; in het dagelijks leven ben ik boekhoudster en dus constant met cijfers bezig, en begrijp ik het spelletje vanuit mijn eigen achtergrond als baanwielrenster.”

Wat vindt je dochter ervan dat je zo betrokken bent bij haar sport?

“Ze vindt het wel leuk, in ieder geval heeft ze het gevoel dat ze nu goede informatie krijgt. Ze snapt het spelletje, omdat ik het haar precies kan uitleggen. Ouders die net komen kijken kunnen vaak de plaatsingsschema’s niet lezen, als dan de nummers één en twee doorgaan begrijpen ze niet dat hun kind niet hoeft te vechten voor de eerste plaats, met het risico te vallen.”

“Soms vraagt ze ook of ik haar bevoordeeld heb, bijvoorbeeld omdat ze een goede startpositie had. Maar we spreken als wedstrijdleiders onderling van tevoren af hoe vaak we gaan loten, dan kan het ook gebeuren dat ze eens mazzel heeft. Toch voelt ze zich dan een beetje gematst door mij.”

“Dat soort dingen gaan ook wel eens door mij heen: ‘diegene heeft ook altijd pech, of die heeft vandaag al voor de derde keer startpositie één.’ Verder vindt ze het fijn om de officiële tijden snel te hebben, ik heb die tenslotte al voordat ze online staan. En ze mag me ook graag helpen bij wedstrijden. Nu ze zelf nationaal rijdt, helpt ze bijvoorbeeld in de regiocompetitie als runner of blokkenlegger.”

Meestal zie je dat de moeder bij de kinderen blijft, en de vader gaat helpen bij de wedstrijd.

“Klopt, maar dat heeft bij ons ook ermee te maken dat mijn dochter liever papa bij zich heeft. Die kan haar veters goed vast maken, ik kan dat volgens haar niet. Daarbij vindt mijn man het heerlijk om op de tribune te zitten en de wedstrijd echt te kijken, hij volgt shorttrack al vanaf 1978.”

“Nadat ik hem leerde kennen zijn we bij twee Olympische Spelen geweest om te kijken. Bovendien is hij organisatorisch niet zo sterk, kent de regels wel maar kijkt en klokt liever. Als wedstrijdleider zie je toch niet zoveel van de wedstrijd omdat je puur met het programma bezig bent. Je bent er wel, maar bent op een hele andere manier met de wedstrijd bezig. Zo hebben we alle drie ons eigen ding binnen de sport gevonden; ik als vrijwilliger, mijn man als toeschouwer en mijn dochter op het ijs.”

Welke vrijwilliger wilt u graag terugzien in de 'Vrijwilliger van de Week', en waarom? Laat het ons weten door een mail te sturen naar redactie@schaatsen.nl!