Een schaatsseizoen was ooit kort en overzichtelijk. Het begon in november met de IJsselcup en eindigde in maart met de Gouden Schaats in Inzell. Tussendoor waren er wat interlands, de Nieuwjaarswedstrijd in Bislett, een NK allround en uiteraard een Europees en wereldkampioenschap.

In het seizoen 1978-1979 werd voor het eerst gehoor gegeven aan de roep om meer internationale krachtmetingen. De allrounders – Eric Heiden, Hilbert van der Duim, de Noorse S’en, etc.  - reden in vier weekeinden  om de Uniekaas Trofee. Het experiment rommelde aan alle kanten en werd al na één keer naar de prullenmand verwezen.

In 1985 introduceerde de Internationale Schaats Unie de World Cup. De eerste wedstrijden vonden op 24 en 25 november plaats in Trondheim. De toplanden schreeuwden moord en brand, toen bleek dat Nederland zijn sterkste rijders had thuisgelaten en de KNSB de primeur in hun ogen kennelijk niet serieus nam.

De junioren Leo Visser, Gerard Kemkers en Henri Kraayenbos stonden aan de start in Noorwegen. De kritiek sloeg al snel om in bewondering. Leo Visser en Gerard Kemkers, twee onbekende kwajongens van Jong Oranje, werden één en twee op de vijf kilometer. Hun namen waren gevestigd. 

In de loop der 25 jaar is aan de opzet niet al te veel veranderd. Om het niet de langdradig te maken is het deelnemersveld later gesplitst in een A- en B-groep, waarbij de besten elkaar treffen in de A-groep. Tegenwoordig is er ook een World Cup voor junioren. En wordt de ploegenachtervolging in sommige wedstrijden verreden.