Tickets
Shop
Nieuws 24 jan 2022

Sjoukje Dijkstra ontdekte het kunstrijden in de Apollohal

Met Lindsay van Zundert als deelneemster in Beijing pakt Nederland de Olympische kunstrijtraditie weer op die in 1976 (Dianne de Leeuw won toen zilver) voorlopig ten einde kwam. Schaatshistoricus Marnix Koolhaas dook in de geschiedenis van ons kunstrijden en ging langs bij Sjoukje Dijkstra, de vrouw die in 1964 de eerste gouden Olympische medaille voor Nederland op de Winterspelen behaalde, en haar inmiddels 97-jarige voormalige trainster Annie Smid-Verlee, dé aartsmoeder van het kunstrijden in Nederland.

Foto : Collectie Annie Smid-Verlee

Het gehoor is wat minder geworden, maar de geest is nog kraakhelder: Annie Smid-Verlee herinnert zich nog als de dag van gisteren hoe ze op 24 november 1934 als 9-jarige getuige was van het optreden van niemand minder dan de Noorse kunstrijlegende Sonja Henie, die was uitgenodigd om de opening van de eerste kunstijsbaan in Nederland, aangelegd in het Sportfondsenbad aan de Linnaeusparkweg in Amsterdam. “Zoiets hadden we in Nederland nog nooit gezien,” vertelt Annie met de schittering in haar ogen. Dat zoiets mógelijk was, zulke sprongen als ze maakte, de pirouettes. Ik wist meteen één ding zeker: dit wil ik ook!”

Helaas waren de winters die volgden zo slap, dat het vaak zelfs niet lukte om het kunstijs hard te krijgen. De kunstijsbaan hield het maar drie jaar vol en sloot toen voorgoed de deuren. De ijsmachines zouden in 1940 de Apollohal een zekere ijsvloer geven. Bovendien werd in Den Haag in 1937 in de Houtrusthallen de HOKIJ-kunstijsbaan aangelegd, waardoor kunstrijden én ijshockey een nieuwe plek in Nederland kregen.

Annie Verlee in de Apollohal, omstreeks 1942. | Foto : Collectie Annie Smid-Verlee)

Maar hoe maak je een sport populair die in Nederland nog nauwelijks bekend was? Kunstschaatsen, dat wil zeggen ijzers met vaste schoenen zoals Sonja Henie die al had en alle grote kunstrijders uit die tijd, werden in Nederland nauwelijks verkocht. Op de kleine kunstijsbanen kon je met houten schaatsen terecht, of met de klassieke schoonrijschaatsen. Toen bovendien de Tweede Wereldoorlog uitbrak, werd het nog moeilijker om de ijsbanen draaiend te houden.

“Toch heeft de oorlog voor een doorbraak gezorgd”, herinnert Annie Verlee zich. Met een stel tieners organiseerden we toen al onze eigen 'ijsshowtjes', zoals we die in het Polygoonjournaal in de bioscoop gezien hadden. Als het in Amerika kon, moest het hier ook kunnen, maar dat was vooral nog speels.”

De doorbraak kwam in 1948, toen Annie Verlee inmiddels ook kennis had gemaakt met de dan bijna 6-jarige Sjoukje Dijkstra uit Amstelveen. De ontmoeting was nogal ongebruikelijk, zo herinnert vooral de net 80 geworden Sjoukje zich nog maar al te goed: “Ik werd omver gereden door een pater in vol ornaat. Hij viel op me en ik brak m’n been. Maar hij is gewoon weggereden. Annie heeft me van het ijs gehaald en mijn vader die zelf arts was zag direct dat ik in het gips moest. Maar zo gauw het gips er weer af was ging ik weer naar het ijs. Ik vond het schaatsen zo mooi! En toen Annie allerlei showtjes voor ons ging organiseren werd het nog leuker.”

Sjoukje Dijkstra als zesjarig 'Harlekijntje' in de Apollohal. | Foto : Privé-archief Sjoukje Dijkstra

“Kinderen moet je vooral laten spelen”, bevestigt Annie. “Maar ik wilde het wel steeds serieuzer en officiëler maken.” Om dat te bereiken werd in 1947 de 'Nederlandse IJsrevue' opgericht, die anders dan alle ijsrevues die er over de wereld rondreisden, vrijwel uitsluitend uit amateurs en kinderen bestond. Maar het werd - met speciale toestemming van de KNSB! - professioneel aangepakt. Balletmeester Eli Frankly van Carré werd gevraagd voor de choreografie, de beroemde dirigent en componist Julius Susan tekende met een heel orkest voor de muzikale ondersteuning en de kostuums waren uitgeleend door de Nationale Revue. De Kunstrijders Club Amsterdam had onder leiding van voorzitter Ellen Burka - als Joodse had ze kamp Westerbork overleefd door op te treden voor de Duitse kampcommandant - voor de tientallen kinderen gezorgd die mee zouden spelen.

Sjoukje Dijkstra met broer Jan in een kinderijsshow uit 1952. | Foto : Prive-archief Sjoukje Dijkstra

De première was op 16 januari 1948. De Apollohal was tot de nok toe gevuld met 2000 toeschouwers, die niets wilden missen van een voor Nederland unieke schaatsvoorstelling. Ondanks de zenuwen waaraan Annie Verlee bijna bezweek, werd de voorstelling een groot succes. 

De verslaggever van het Algemeen Handelsblad schreef: 'De ijsrevue is een vrij modern vermaak, door Amerika in de mode gebracht; in ons land was het alleen nog slechts door de film bekend. Wat deze ijsrevue echter van andere onderscheidt en waarin zij wellicht enig is, is de omstandigheid, dat alle medewerkende vijftig kunstrijdsters en -rijders amateurs zijn. Er werken slechts twee professionals mee, om in sporttermen te blijven, en ten slotte nog twintig ijshockeyspelers, die in hoofdzaak de komische nummers verzorgden. Want het was een bont programma, met Hollands ijsvermaak, blues, girldansen, revue-finales met vlaggen en trommels, menuetten, apachendansen , schaatsen op stelten, tonnen springen, ja wat niet al! Maar er was bovenal jeugd en charme, zwier en élan, het amateurschap verleende het geheel een bijzondere frisheid. Er was danig gewerkt en het gepresteerde werd hooglijk gewaardeerd.'


Deel dit artikel op
Ben jij een echte schaatsfan? inschrijven als schaatsfan