Half januari 1966, dus deze week precies vijftig jaar geleden, verkeert Nederland in een opperste staat van schaatskoorts. Het is de vooravond van het eerste grote schaatstoernooi dat op Nederlands kunstijs verreden wordt: het Europees kampioenschap van 1966. Plaats van handeling: het IJsselstadion in Deventer.

Nederland is altijd al een schaatsland geweest, maar de komst van de eerste 400-meterkunstijsbaan in 1961 – de nog altijd onoverdekte Amsterdamse Jaap Edenbaan -  zorgt voor een revolutie in het langebaanschaatsen.

Niet langer zijn onze hardrijders overgeleverd aan de grillen van moeder natuur, of aan de jaarlijkse reisjes naar Hamar waar zo’n twintig rijders in december een paar weken komen trainen om te bepalen wie er aan de grote toernooien mee mag doen. Nee, dankzij de Jaap Edenbaan kunnen ook de Nederlandse schaatsers voortaan, net als hun Scandinavische en Russische concurrenten op natuurijs, al vanaf oktober de ijzers onderbinden.

Dankzij het kunstijs lukt het de Nederlanders om de kloof met de concurrentie binnen een paar jaar te dichten. De wereldtitel van Henk van der Grift was in 1961 nog een ongekende verrassing, maar dankzij het kunstijs van Amsterdam (1961) en Deventer (1963) draaien onze toppers jaarlijks steeds vanzelfsprekender mee met de internationale top.

De roep om de schaatshelden ook in eigen land bij een groot toernooi te kunnen aanmoedigen vindt na enig aandringen gehoor bij de Internationale Schaats Unie. De Jaap Edenbaan, zonder vaste tribunes, komt niet in aanmerking, maar het gloednieuwe IJsselstadion, waar op vaste en tijdelijke tribunes liefst 18.000 man een plekje kunnen vinden, krijgt de organisatie toebedeeld van het EK, het eerste internationale schaatskampioenschap in Nederland sinds het wereldkampioenschap dat in 1905 in Groningen op natuurijs was verreden.

Stil op straat

Zelden zal het in Nederland op straat zo stil geweest zijn als die 22e en 23e januari 1966. Wie geen kaartje heeft kunnen krijgen, zit het hele weekend aan de tv gekluisterd om geen minuut te missen van een toernooi dat een nieuw vaderlands schaatstijdperk in zal luiden.

Als Alfred Hitchcock het scenario van het kampioenschap had mogen schrijven, had hij het niet spannender kunnen maken dan hoe het in werkelijkheid zou verlopen. Dat de Rus Valeri Kaplan de 500 meter wint (in 42,0) is geen grote verrassing. Dat Schenk en Verkerk in 42,8 niet al te veel verliezen, houdt de Nederlandse hoop levend.

De grootste verrassing van de eerste dag is echter de winst van Schenk op de 5000 meter. In 7.47,0 blijft hij de Zweedse stayer Jonny Nilsson én zijn ploeggenoot en rivaal Kees Verkerk nipt voor. Het verschil na de eerste dag tussen Schenk, Kaplan en Verkerk bedraagt slecht 0,08 punten! De Noren, inclusief wereldkampioen Per Ivar Moe, zijn de grote verliezers van de eerste dag.

Het zelfvertrouwen van de Nederlanders, aangewakkerd door de charismatische coach Anton Huiskes, blijkt op de 1500 meter. Schenk benadert in 2.07,2 op de winderige baan het wereldrecord zelfs met minder dan een seconde. Alleen Kaplan en Verkerk weten enigszins bij hem in de buurt te blijven, de rest van de concurrentie is na drie afstanden kansloos voor de titel.

De 18.000 toeschouwers maken zich op voor een finale waarbij maar één vraag centraal staat: wordt het Ard Schenk, de lange blonde zoon van oud-bondscoach en nertsfokker Klaas Schenk, of wordt het Kees Verkerk, die duivelse kasteleinszoon uit Puttershoek?

Als Schenk zijn 10 kilometer in 16.02,8 voltooid heeft, moet Verkerk het ijs op. Vijftien seconden moet hij goedmaken. Brutaal vertrekt Verkerk op een schema van 15.45. Zijn Noorse tegenstander Fred-Anton Maier, een gerenommeerde stayer, laat hij al direct ver achter zich.

Na veertien ronden heeft Verkerk  al veertien seconden op Schenk te pakken: hij lijkt recht op de titel af te stevenen. Maar dan gebeurt het: precies in de bocht waar zijn eigen supporters langs het ijs staan, gaat Verkerk onderuit en komt tegen zijn eigen spandoek tot stilstand. Razendsnel is hij weer op de been. In een heroïsche inhaalrace weet Verkerk nog wel Maier vlak voor de finish te achterhalen, maar meer dan de tweede plaats zit er niet meer in.

Schaatsfeest

Het publiek zit er niet mee. Voor het eerst in de geschiedenis eindigen twee Nederlanders als eerste en tweede bij een internationaal schaatskampioenschap. De huldiging wordt een schaatsfeest zoals Nederland nog nooit gekend heeft.

En dán gebeurt het. Als de laatste tonen van het luid meegezongen Wilhelmus verstillen, klinkt er eerst zacht, maar al snel een uit volle borst door iedereen spontaan meegebrulde nieuwe schaats-yell: Ard-en-Keessie – Ard-en-Keessie – Ard-en-Keessie! Minutenlang galmt het door het feestvierende IJsselstadion. Een nieuw schaatstijdperk is geboren. Een tijdperk dat de geschiedenis in zal gaan als het 'Ard-en-Keessietijdperk'.