Schaatsen is een materiaalsport. Natuurlijk, rijders halen alleen de top door hard en effectief te trainen, maar zonder deugdelijk materiaal zijn zelfs de grootste kampioenen nergens. Dat veranderingen in het materiaal grote gevolgen kunnen hebben heeft Marianne Timmer aan den lijve ondervonden. Zij zat als schaatsster midden in de revolutie die de klapschaats veroorzaakte. “Het was heel gaaf.”

Het is inmiddels al een tijd geleden dat Timmer de vaste ijzers verruilde voor de nu zo normale ‘klappers’. Ze is al een paar jaar schaatsster-af en coach bij Team Continu. Dat zij juist het logo van dat bedrijf op haar kleding draagt is een mooie samenloop van omstandigheden, want ook bij Continu, intermediair voor bouw en industrie, is innovatie en techniek een van de kernthema’s. Op allerlei gebieden werken mensen via het bedrijf mee aan technische revoluties.

Het zijn uitvindingen die een hele bedrijfstak, of in het geval van de klapschaats een hele sport, vooruit helpen. Dat meegemaakt te hebben betekent veel voor Timmer. “Ik vind het mooi dat ik die switch heb meegemaakt”, zegt ze. “Het was een hele stap voorwaarts. We begonnen aan een nieuw avontuur.”

Proberen

De ‘switch’ vond plaats in de eerste maanden van 1997. Timmer was toen nog een opkomend talent. Ze had medailles bij de NK afstanden gewonnen en brons op de WK Junioren. Ook had ze het seizoen ervoor al een keertje op het podium in de wereldbeker gestaan, maar echt grote successen bij de senioren ontbraken nog. Dat veranderde in een klap tijdens de World Cup in Inzell.

“Tonny de Jong was er bij de allrounders al op gaan rijden”, vertelt Timmer, “maar de sprinters wachtten nog met de overstap omdat je de eerste honderd meter echt niet vooruitkwam op klapschaatsen.”

“Toch wilde ik het een keer proberen. Ik had er al een keertje een wedstrijdje op gereden in Groningen”, herinnert ze zich. Haar coach bij de sprintkernploeg, Leen Pfrommer, zag er weinig brood in.

Dat was sowieso lang de teneur geweest rondom de klappers. De schaats was al in de jaren tachtig ontwikkeld, maar vond weinig weerklank bij topschaatsers. Alleen in de gewestelijke juniorenselecties van Zuid-Holland en later Friesland werden de ijzers al gebruikt voordat de toprijders de overstap maakten.

Timmer zelf was eigenlijk niet zo geïnteresseerd in nieuwe technieken. Haar insteek was: schaatsen aan en zo hard mogelijk afzetten. “Ik was nooit erg met mijn materiaal bezig. Zo hadden sommigen wel tien paar schoenen. Ik heb maar met twee paar schoenen gereden, in heel mijn carrière”, zegt ze. “Maar het jaar erna zouden de Spelen in Nagano zijn en ik dacht: wat heb ik te verliezen?”

Tijdens de eerste dagen van maart 1997 bewees Timmer het ongelijk van Pfrommer en de andere critici. Ze baarde opzien met – toen nota bene op buitenijs – een nieuw Nederlands record op de 1000 meter: 1.19,15. Ze won bovendien de wereldbekerwedstrijd.

Naam gevestigd

De timing was perfect, want een week later stonden de WK Afstanden op het programma en daar hield Timmer vast aan haar keuze voor de klapschaats. Ze werd wereldkampioene op de 1000 meter en veroverde brons op de 1500 meter. De winter erna werd ze olympisch kampioen op de 1000 en 1500 meter in Nagano. ‘Timmertje, Timmertje’ had haar naam definitief gevestigd.

Marianne Timmer in 1998 op klapschaatsen | Foto : Soenar Chamid

Het zou oneerlijk zijn om deze successen toe te schrijven aan de klapschaats. Hoewel haar doorbraak samenging met de doorbraak van het nieuwe materiaal, was haar voordeel met name dat ze gemakkelijk op beide schaatsen, vast en klappend, uit de voeten kon.

Ze weet zeker dat ze ook op vaste schaatsen naar de top was doorgebroken in dat seizoen. “Ik reed dat seizoen sowieso al superhard, ook op vaste schaatsen”, benadrukt ze. “Bij de World Cup in Davos werd ik op de 1500 meter nog vierde of vijfde terwijl er toen al sommigen met klappers reden.”

“Op gewone schaatsen had ik ook hard gereden. Dan had ik ook wel kunnen winnen. Al had ik dan wel weer net even andere concurrenten gehad”, stelt Timmer. Er waren namelijk ook schaatsers die in haar ogen veel baat hebben gehad bij de nieuwe schaats, meer dan zijzelf. De wat meer achterwaartse afzet van Catriona LeMay Doan en Erben Wennemars paste goed bij de klapschaats, maar had de sprinters op een vaste schaats juist in de weg gezeten. Daartegenover stonden rijders als Gerard van Velde die juist moeite hadden om op de klapschaatsen te rijden.

De belangrijkste schaatsers van haar generatie: Rintje Ritsma, Ids Postma en Timmers huidige coach-collega Gianni Romme hadden net als zijzelf de echte zijwaartse afzet en flexibilteit waarmee ze zowel op de vaste als de klapschaats tot de wereldtop konden behoren. “Maar garanties heb je nooit, het is gelopen zoals het gelopen is.”

Stilstand?

Na de revolutie van 1996/1997 viel de technische ontwikkeling in het schaatsen een beetje stil. Er werd nog wel veel vooruitgang geboekt in de schaatspakken, de kwaliteit van het ijs en ijsbanen überhaupt, maar zo’n grote plotselinge verandering als met de klapschaats bleef uit.

Timmer testte op een bepaald moment nog wel een variant met een dubbel klapmechanisme. “Die had ik van Viking, maar het was best zwaar en er was een groot verschil in de afzet.” Ook experimenten met olie in de buizen die in kleine beetjes naar buiten zouden druppelen om zo de weerstand van het ijzer op het ijs te verkleinen, stierven een stille dood.

De huidige coach verwacht ook niet dat er in de toekomst nog vergelijkbare revoluties zullen plaatsvinden. “Nee, dat denk ik niet. Al zeiden ze dat ervoor natuurlijk ook”, zegt ze. “Maar zo’n sprong maak je volgens mij niet weer.”

Omdat het zo uniek was kijkt Timmer nog altijd met veel plezier terug op de periode van de late jaren negentig. “De klapschaats heeft gezorgd voor extra spanning, snelheid en sensatie.”