Team Beslist is niet alleen een ploeg van sprinters, de ploeg kent ook veel identiteiten. Naast een aantal Nederlanders en een Amerikaan, Shani Davis, bevat de sprintploeg ook drie halfbloedjes. Een gesprek met Daidai Ntab.

Daidai Ntab maakt deel uit van een nieuwe generatie, die met Kai Verbij en Thomas Krol veel opzien baart. Het grootste kenmerk van die nieuwe lichting is volgens Ntab ‘de volwassenheid’. Maar een andere overeenkomst is dat Verbij, Krol en Ntab allemaal halfbloedjes zijn. Verbij is half-Japans, Krol half-Zwitsers en Ntab half-Senegalees.

“Grappig, hè?”, zegt Ntab. “En natuurlijk speelt onze afkomst ook mee waarom we goed presteren. Ik denk dat wij het goede van beide kanten hebben meegekregen. Ik ben van nature atletisch gebouwd. Dat zie je aan mijn manier van lopen, maar ook aan mijn eerste honderd meter op het ijs. Kai heeft juist de fijne souplesse van het Japanse schaatsen.”

Jeugd

Ntab is een zoon van een Senegalese vader en een Nederlandse moeder. Nadat zijn ouders al vroeg scheidden, vertrok Daidai met zijn broertje en moeder naar Oisterwijk, een dorpje onder de rook van ‘s Hertogenbosch. Daar woonde hij tot zijn achttiende.

“En toen kreeg ik de kans om profschaatser te worden en ging ik in Heerenveen wonen.” Vlak daarna vloog iedereen het huis uit. “Mijn moeder is sinds kort naar Frankrijk verhuisd en mijn broertje woont op zichzelf in Amsterdam. Mijn vader woont officieel ook in Amsterdam, maar die reist nog weleens naar Senegal.”

Het contact met zijn vader verwaterde al vrij snel. Maar dat zat Daidai en zijn broertje toch niet helemaal lekker. “Toen ik twaalf was, zijn mijn broertje en ik naar Amsterdam gegaan om hem op te zoeken. We hadden elkaar daarvoor vier jaar niet gezien. Mensen vragen mij of ik het raar vind, maar ik weet niet beter. De ouderlijke taken heb ik van mijn moeder meegekregen. Nu spreek ik mijn vader nog steeds niet veel hoor.”

Parkeerplaats

Soms vindt de 21-jarige sprinter het wel jammer dat zijn familie zo ver weg is. “Maar gelukkig zie ik mijn broertje heel veel. We bellen elkaar bijna dagelijks. Als je moeder weg is en je vader spreek je niet zo veel, dan is het heel fijn om je broertje dichtbij te hebben. En verder heb ik nog mijn oom en tantes hier wonen. Daar heb ik geregeld contact mee.”

Het ‘skeeler- en schaatsavontuur’ begon allemaal op de parkeerplaats vlak voor zijn huis in Oisterwijk. Samen met broertje Seba trok de toen elfjarige Daidai de skeelers aan en gingen ze spelenderwijs leren skeeleren. “Mijn moeder zag mij de overstap doen en schreef mij in bij een club in Moergestel. Vrij snel kwam ik in de wedstrijdploeg terecht en twee jaar daarna kwam ik bij de Zuid-Nederlandse selectie. Het ging allemaal heel vlug.”

Na drie jaar bij die selectie te hebben geschaatst, ging hij naar iSkate en heeft hij zich dankzij Erwin ten Hove naar boven gewerkt. “En de rest is duidelijk, hè,” doelt Ntab op zijn vierde plaats op de NK afstanden op de 500 meter. Bij het NK sprint won hij zelfs de tweede 500 meter.

Biertap

Voor Ntab waren zijn eerste jaren bij Team Beslist niet eenvoudig. Hij moest gestructureerd leren leven en kon zijn eigen schaatsen niet slijpen. “Maar nu kan ik dat ondertussen wel, hoor, al kostte het een aantal jaren. Soms heb ik wel het gevoel als ik op de schaatsen sta dat de ronding niet goed is. De materiaalman kan er dan een metertje overheen halen, maar dat is voor mij Chinees, ha.”

En wat is dan typisch Senegalees? “Het eten, de taal, het warme weer en het niet houden van kou! Verder ben ik van origine heel gretig en ben ik trots op mijn doorzettingsvermogen.” Ook zijn naam komt uit Senegal. “Ik ben vernoemd naar een vriend van mijn vader. Wat de naam precies betekent, weet ik niet. Dat zou ik nog weleens willen weten.”

Grapjes over zijn naam bleven vrijwel uit. Op een paar na dan. “Vroeger werd ik weleens uitgedaagd. Dan zeiden mensen: hee biertap! Maar daar kon ik wel om lachen. Ik vind het ook wel leuk om authentiek te zijn.”

Op een andere karaktereigenschap is Ntab wat minder trots. “Ik ben heel ongeduldig,” beweert de sprinter. “Ik wil het liefst alle wedstrijden rijden. Als het dan niet lukt, voelt het als falen.”

Gehaktbal

Het kenmerkt de grilligheid van de jonge schaatser. Hij kent zichzelf door en door. Hij weet ook dat een race niet goed zal gaan als hij zich de hele dag daarop focust. “Ik probeer altijd heel luchtig te blijven. Op het moment dat ik me heel erg geforceerd ga focussen, voel ik me niet fijn en word ik heel zenuwachtig. En dan komt er dus niks van terecht.”

Maar hij gaat ook niet zover dat hij zich de hele dag afzondert en op z’n kamer zit. “Ik wil lekker sociaal met mensen om me heen zijn. We zitten met de hele ploeg in het hotel, eten samen en zitten met elkaar aan tafel. Het is dus ook niet zo dat we de hele tijd met de telefoon in de hand zitten. Minder dan anders zelfs.”

“Om een uurtje of elf ga ik slapen. Ik ben wel een makkelijke slaper. De volgende dag, op het moment dat het erom gaat, gaan de oogkleppen op en focus me ik op de race. Dan is de pijp nog niet leeg qua focus.” Wat voeding betreft, is Ntab ‘vrij streng’ voor zichzelf. “Ik zorg heel goed voor mijn lichaam. Maar als de basis goed is, kun je bij wijze van spreken best wel een keer een gehaktbal eten.”