Het verhaal van Niels Mesu is onlosmakelijk verbonden met de ziekte die hem drie jaar geleden trof. De Zeeuw bleek kanker te hebben, onderging een zware operatie en bestraling, maar versloeg uiteindelijk de ziekte. ’’Daarom is dit ook niet mijn belangrijkste overwinning. Dat was dat gevecht. Anders had ik hier namelijk niet eens gestaan’’, stelde Mesu.
Niels Mesu verstopt zijn ziekte ook niet. ’’Het hoort bij me. Ik heb het allang verwerkt, maar het is natuurlijk een schitterend verhaal als je zo kunt terugkomen. Onderweg heb ik daar nog wel even over nagedacht, zoals er in zo’n wedstrijd van alles door je heen gaat. Ik heb keihard geknokt om terug te komen op niveau, want ik was ver teruggeworpen. Ik vraag me wel eens af waar ik had gestaan als ik niet ziek was geworden, wat ik dan allemaal had gewonnen.’’
Vorig jaar zag het gezin hoe Erwin Mesu op de Weissensee als schaatser de mooiste dag in zijn loopbaan beleefde. De middelste zoon was teruggekomen van een zware beenblessure, opgelopen door de snijwond tijdens een marathon in Dronten. Samen met de ziekte van Niels, de jongste, zorgde dat voor veel emotie.
Dat was nu minder, vond Niels Mesu zelf ook. ’’Het was nu toch anders. Ik was wat langer bezig, zat tachtig kilometer in een ontsnapping. Dan is de ontlading wat anders. Maar dat we het als Mesu’tjes nog een keertje flikken is natuurlijk wel heel bijzonder.’’ De 23-jarige rijder van Tjolk durfde er zelf pas in de finishstraat in te geloven. ’’Daar waagde ik het pas om te kijken en vervolgens heb ik de hele tijd een lach op mijn gezicht gehad.’’
Een jaar geleden voelde hij er niets voor zijn broer terug te rijden, ook al droeg die een ander pak. En Niels Mesu bejubelde de zege van Erwin bijna net zo hard als zijn broer zelf. Hij genoot, maar wist ook meteen dat hij zelf wilde genieten. ’’Vandaag is het mijn beurt. Dat heb ik bijna een jaar lang gedacht. Je wilt natuurlijk altijd zelf winnen. Vorig jaar was schitterend, maar dit vind ik zelf nog mooier.’’
Dat Mesu goed was, werd in de afgelopen dagen al duidelijk. Maar tot de echte favorieten behoorde hij voor velen niet. Dat, vond hij, was misschien ook wel een beetje het geluk dat hij nodig had. ’’Er werd vooral gekeken naar mannen als Jouke Hoogeveen, Bob de Vries, Gary Hekman en Simon Schouten. Dat vond ik prettig. Zij zouden nooit twee minuten hebben gekregen, dan was er veel eerder gereageerd. Maar mij lieten ze even gaan. Dan krijg je gelijk een klein beetje voorsprong cadeau.’’
De Zeeuw voelde zich de laatste weken al prima. Maar met slechts één kunstijszege op zijn palmares, besefte Mesu ook wel dat hij niet direct een favoriet was. ’’Alleen die ene zege, en dan deze grote. Ik voelde het al een tijdje aankomen, had sterke benen. Maar je kent het geweld van die andere mannen. Ik had niet het idee dat ik sterker was dan zij, maar als ik dan dit laat zien…’’
Niels Mesu was ook echt de sterkste. Een 200 kilometer liegt immers nooit. Hij had de vroege vluchters gezien, en toen iedereen was ingerekend, vond hij het zelf tijd om te gaan. Hij kreeg Bart Mol en Jordy Harink mee. ’’Ik zou wel zien, maar wilde het grote geweld voor zijn. Dat je vervolgens met drie man tachtig kilometer lang vooruit blijft, dat had ik zelf ook niet verwacht.’’
Harink moest in de laatste fase lossen, waarna Mesu zelf Mol, de nummer drie van vorig jaar, losreed. ’’Ik reed blijkbaar gewoon harder, zag het gat in de bochtjes groeien. Daarna dacht ik alleen maar dat ik niet moest vallen. Overeind blijven en de finish halen.’’
Zijn moeder stond ondertussen met de tranen in de ogen. ’’Dit is toch niet voor te stellen?’’, stamelde ze. Zelfs ploegleider Bertjan van der Veen, toch wel wat gewend, hield het niet droog. ’’Maar dit is dan ook zó mooi’’, vond hij.
Voor Niels Mesu markeerde de zege op de Weissensee twee punten in zijn leven. ’’Het einde van alle ellende die ik heb meegemaakt en het begin van al het moois dat nog gaat komen. Zaterdag start ik hier gewoon in dat groene leiderspak van de Grand Prix. Schitterend.’’