Elke zomer trekt Team Albert Heijn Zaanlander naar het het Italiaanse Livigno. In dit belastingvrije bergdorpje, omringd door imposante Alpenreuzen, bereiden de schaatsers zich voor op het nieuwe seizoen. Naast trainingen op hoogte en inlineskate-sessies staan er ook jaarlijks enkele legendarische beklimmingen op het programma.
Schaatscoach Arjan Samplonius begeleidt de ploeg al jaren in Livigno. “We houden van zowel de Gavia als de Stelvio de tijden bij", vertelt hij. “Dat is inmiddels echt een traditie geworden. De jongens en meiden weten: dit is het moment om je te laten zien.”
De Gavia beklimmen ze in wedstrijdvorm: een massastart, waarbij het vanaf het begin volle bak koers is. “In het verleden was het Bob de Vries die vroeg aanviel, de laatste jaren waren het onder anderen Jordy Harink, Jos de Vos die voor spektakel zorgden. Zelfs de zwaardere rijders kunnen op het aanloopstuk nog wegrijden. Daarna is het gewoon wie als eerste boven is.” De Stelvio wordt individueel aangevallen. “Als een tijdrit. Die klim is lang en zwaar, zowel fysiek als mentaal. Je hebt niemand om je aan op te trekken – het is echt jij tegen de berg.”
Niet iedereen is fan van de beroemde cols. “Marijke Groenewoud bijvoorbeeld heeft echt een hekel aan de Gavia,” lacht Samplonius. “Ze vindt het ‘een teringberg’, zoals ze zelf zegt. Afgelopen jaar riep ze nadat ze vijf seconden boven was: ‘Volgend jaar fiets ik ‘m nog één keer en daarna nooit meer!’
Sommige rijders verrassen juist. Zo herinnert Samplonius zich Arianna Pruisscher nog goed. “Ze kwam uit het wielrennen en was voor het eerst mee. Ze vroeg naar Marijkes tijd op de Gavia. Ze zou inzetten op vijf minuten langzamer. Vervolgens reed ze het eerste stuk gewoon met de mannen mee – vol gas! Dat leidde tot wat frustratie, want Jordy (Harink, red.) kon op een cruciaal moment niet aanvallen doordat zij hem insloot. Uiteindelijk moest ze opzij om hem te laten passeren. Hilarisch, maar ook indrukwekkend hoe zij zich liet zien.”
De klimtijdlijsten worden jaarlijks bijgewerkt. “Jillert Anema hield dit al bij voordat ik bij de ploeg kwam. Sjoerd den Hertog, Gert Wierda, Bob de Vries, Jordy Harink en Jos de Vos domineren de top.” Jorrit Bergsma is een van de veteranen in de lijst, net als oud-teamleden Arjan Stroetinga, Simon Schouten, Bob de Jong en Erik Jan Kooiman. Bij de vrouwen staan er eveneens gerenommeerde namen in de lijst, onder wie Irene Schouten en Carien Kleibeuker. “Sjoerd den Hertog is momenteel onze beste klimmer. Hij is licht, heeft een goed duurvermogen en houdt van het gevecht bergop. De zwaardere jongens hebben het lastiger, maar het mooie is dat iedereen bovenkomt – kapot, maar trots of in ieder geval voldaan.”
Niet alle beklimmingen verlopen volgens plan. Zo besloten Samplonius en Sjoerd den Hertog op een rustiger moment een ‘klein wandelingetje’ te maken. “We kwamen in de mist terecht en verloren het pad. Uiteindelijk stonden we in een puinveld en moesten we op handen en voeten omhoogklauteren. Levensgevaarlijk eigenlijk. Op een gegeven moment zijn we toch maar omgedraaid en vonden we gelukkig alsnog een pad. De foto’s die we daarna maakten, doen lijken alsof we keurig boven zijn gekomen. Het echte verhaal laten we maar in het midden”, lacht Samplonius.
Hoewel het trainingskamp vol fysieke uitdagingen zit, is veiligheid prioriteit. “We doen geen gekke dingen en zoeken het gevaar niet op, hoewel afdalen natuurlijk altijd risico’s meebrengt,” benadrukt de coach. “Zo heb ik ooit een renner in de bus gezet tijdens een afdaling. Zijn stuurtechniek was zó slecht, ik kreeg er bijna een hartverzakking van. Toen heb ik gezegd: Dit gaat niet. Fiets achterin, jij gaat met mij naar beneden.”
Wat het kamp in Livigno zo bijzonder maakt is dat het méér is dan alleen training. “Livigno is een fantastische plek. Het weer zit soms tegen, maar zelfs dan kunnen we vaak doortrainen. Er is een dodelijk saaie tunnel van acht kilometer waar we redelijk droog kunnen fietsen. Het gebied is perfect: op hoogte, mooie klimmen en een klein op-en-af-rondje om te skeeleren. Voor ons is het ideaal.”
Het onderkomen? Hotel Galli is al jaren vaste prik. “Toen ik er voor het eerst bij was, merkte ik meteen: de ploeg is hier thuis. Mensen in het dorp begroeten de begeleiding bij naam. In het cafeetje om de hoek is de staf graag geziene gast. Dat zegt alles.”
Als Samplonius gevraagd wordt waar hij het meest trots op is, hoeft hij niet lang na te denken: “Dat iedereen veilig en ongeschonden thuiskomt. Tijdens het kamp sta je de hele dag aan. Pas ‘s avonds bij het appartement voel je hoe gespannen je bent geweest. Als iedereen dan heelhuids terug is, valt er een last van je af.”
Op de vraag of hij nog een tip heeft voor andere teams die dit gebied willen verkennen, zegt Samplonius met een knipoog: “Schrijf het maar niet te rooskleurig op. Straks komen ze hier ook allemaal nog naartoe…”
Volgende week zondag volgt deel 2.