Eenmaal ’Koninklijk’ betekent niet automatisch altijd ’Koninklijk’. Dit recht wordt doorgaans toegekend voor een periode van ten hoogste 25 jaar, waarbij een onderneming of vereniging – in dit geval de schaatsbond –, zich moet verbinden aan de bepalingen betreffende het predicaat ’Koninklijk’.
Na de periode van 25 jaar moet een onderneming of vereniging aan kunnen tonen dat je dat predicaat nog altijd verdient, alvorens dit recht wordt verlengd. En dus werd de bond de afgelopen tijd flink doorgelicht. Er werd niet alleen naar de sportieve prestaties gekeken – en dat waren er de afgelopen kwart eeuw nog al wat –, maar ook naar de rol van de KNSB in de ontwikkeling van de sport.
De schaatssport heeft de afgelopen 25 jaar een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Denk aan de komst van de overdekte banen, snelle pakken, klapschaats, strips, betere trainingsmethoden en een steeds verdergaande professionalisering. En de ’Koninklijke’ Nederlandsche Schaatsenrijders Bond was in veel gevallen de aanjager van deze ontwikkelingen.
Daarnaast is de KNSB in Nederland de hoeder van het cultuurgoed dat schaatsen heet. Schaatsen is immers niet zo maar een sport in ons land: het is bij uitstek een oer-Hollandse sport. Een sport die ook nog eens in de belangstelling staat van leden van het Koninklijk Huis. We vinden dat in de annalen al terug in 1864, toen de Prins van Oranje naar een kortebaanwedstrijd in Friesland kwam om het schaatsfenomeen Ulbe van Dijk te zien schaatsen.
Maar ook de laatste honderd jaar toonden onze vorsten hun liefde voor de schaatssport. Koningin Wilhelmina stond menig keer zelf op de schaats. Er is zelfs een schaats naar haar vernoemd: de Koninginneschaats. Het was ook Koningin Wilhelmina die de schaatsbond bij haar veertig jarig bestaan in 1922 het predicaat Koninklijk verleende. Wilhelmina en haar man prins Hendrik waren zelfs beschermvrouwe en beschermheer van de KNSB.
De troonopvolgster van Koningin Wilhelmina, dochter Juliana, werd het schaatsen met de paplepel ingegoten. En zij gaf de liefde voor de schaatssport weer door aan Koningin Beatrix. De zonen van Beatrix werden eveneens met het schaatsvirus besmet. Vooral Willem Alexander heeft zijn liefde voor de schaatssport nooit onder stoelen of banken gestoken.
Hij reed de Elfstedentocht, vormde samen met Yvonne van Gennip een duo tijdens een koppelwedstrijd op het IJsgala in 1988 in Heerenveen, trainde tijdens de Spelen in Lillehammer (1994) een paar rondjes mee met de schaatskernploeg en vroeg zijn vrouw Maxima zelfs op het ijs ten huwelijk.
Natuurlijk is de belangstelling van het Koninklijk Huis vooral die van Fan. Als aanjager van de sport, als hoeder van het cultuurgoed en als initiatiefnemer bij het zoeken naar nieuwe ontwikkelingen is de KNSB echter het predicaat Koninklijk meer dan waardig, zo oordeelde Hare Majesteit de Koningin.