Dat slotzinnetje van een mooi gesprek, een week geleden aan de vooravond van de eerste World Cup in Montréal, komt plotseling in het geheugen weer omhoog. “Weet je”, zei de pas 21-jarige Jens van ’t Wout, nadat hij klaar was met de laatste training voor het toernooi, “ik ben zó blij dat ik als jong ventje deze sport heb ontdekt. Het is namelijk het enige dat ik kan…” Hij lachte erbij, maar zweerde dat het ook echt zo is.

Een week later. Ver na zes uur in de avond van Utah, op een allang verlaten Olympic Oval waar alleen de ijsmeester nog een keer de Zamboni dweilmachine start om de vloer van de shorttrackbaan weer te fatsoeneren, schuift Van ’t Wout aan. De gouden medaille die hij eerder op de middag bij zichzelf heeft mogen omhangen, zit verstopt in de jaszak.  Shorttrack, het enige dat hij in de vingers heeft. “Ja hoor, ik ben het er nog steeds mee eens, wat ik je heb verteld. Zeker na zo’n dag, hè. Hahaha!”, roept hij enthousiast, terwijl hij zijn prijs tevoorschijn haalt. Dit is wat ik goed kan, en dan bezorgt het me een héél goed gevoel nu te winnen. Dat maakt al het werk van de zomer waardevol.”

Foto: Dennis Kruijswijk - KNSB

Op de achtergrond zit zijn oudere broer Melle, scrollend op zijn mobiele telefoon, waarschijnlijk om te zien of de virtuele wereld op de hoogte is van het familiesucces, te wachten totdat ze samen naar het hotel kunnen terugkeren. Hij is tijdens de race volledig door het lint gegaan van vreugde. “Jens is zo sterk geworden dit jaar, dat houd je niet voor mogelijk”, heeft hij verteld. “De hele zomer kon hij trainen. Nooit ziek geweest, niet een blessure gehad. Zijn jongenslichaam is veranderd in dat van een man. Hij is volwassen geworden.”