Mooi beeld, bij de bus van Picnic PostNL waar godzijdank de onbedaarlijke plensbui van deze derde morgen in de Tour de France plotseling is opgehouden: sprinter Fabio Jakobsen (wegens blessureleed tot toekijken veroordeeld) legt in een handomdraai even uit hoe het er binnen zijn ploeg aan toegaat rondom de start van een etappe in zo’n wielergekkenhuis. De wereldkampioen op de sprint (500 meter) is een en al aandacht, knikt dikwijls bij wijze van teken dat hij Fabio’s verhaal begrijpt. Hij werpt een blik naar rechts, kijkt bijna tegelijkertijd naar links om niks van alle bedrijvigheid om hem heen te missen. “Ik volg de Tour altijd op televisie. Dit is de eerste keer dat ik er live bij ben. Zó gaaf dat ik hier meteen tussen alle teambussen kan door lopen”, vertelt de schaatser van Reggeborgh, wanneer hij een moment is ‘losgelaten’ door de cameraman van de NOS die hem op de voet volgt.
“Toen we vroeger met het gezin naar Frankrijk gingen in de zomer was dat voor een vakantie op de camping, nooit voor de Tour. Ik herinner me dat we pas schoolvakantie hadden nadat de Tour voorbij was, denk ik. Maar wat ik hier nu meemaak zijn allemaal nieuwe prikkels. Ik vind het geweldig, uiteraard ook wat al die coureurs presteren. Voor die mannen heb ik heel veel respect. Ik zie de wedstrijden op de buis, dan is het gemakkelijk commentaar geven. Wanneer je beseft dat ze drie weken achter elkaar, elke dag tweehonderd kilometer of daaromtrent fietsen….nee”, klinkt het vol overtuiging, “dat zul je mij niet zien doen! Wat zij kunnen, kan ik echt niet.”
Hij verzekert dat het hem geen enkele moeite kost – als sprinter die zweert bij de korte afstanden op het ijs – een volledige, vlakke etappe ‘uit te zitten’. “Heb ik een vrije dag, dan neem ik de tijd ervoor. Het is ontspannend, al moet ik zeggen dat het zondag erg spannend was in de finale met Mathieu van der Poel. Mijn hart zat in m’n keel. Ik kan niet beweren dat ik een groot kenner ben van het wielrennen hoor. Zelf fiets ik regelmatig als training voor mijn sport, daardoor weet ik het een en ander van de ploegen en de renners. Als je over strategieën en dat soort zaken begint, dan laat ik het aan de experts over om de koers te analyseren. Ik kijk vooral omdat ik er plezier aan beleef.”
Nog een keer terugschakelend naar het wonder op wielen, Van der Poel, die zondag alle verwachtingen doodleuk waarmaakte in de rit naar Bouolgne-sur-Mer en een dubbelslag sloeg met ritwinst én het veroveren van de gele trui: “Die finish was gruwelijk hè. Hoe hij de sprint voor zichzelf aantrok en dan ook nog afmaakte. Ik vond het bizar. Je zag hem de finish passeren en juichen. Nou, ik weet hoe dat is. Daarna zag ik hoe hij in een keer op de grond zakte en ging liggen van de verzuring van zijn poten. Ik weet ook hoe dat is. Op dergelijke momenten kan ik me verplaatsen in zo’n wielrennen. Alleen, hoe zij zo lang op die fiets zitten, zonder zadelpijn of weet ik het allemaal…niet te geloven.”
Het is in De Boo’s hoofd nimmer opgekomen om coureur te worden. “Mocht dat gebeuren, dan denk ik dat ik beter kan gaan baanwielrennen. De wattages die er in die discipline worden getrapt, haal ik ook wel. Het gewicht heb ik eveneens, al geloof ik dat ik twee keer zo zwaar ben als alle renners hier in de Tour, hahaha! Nee joh, ik moet er niet aan denken om die bergen over te moeten, die rijden ze drie keer zo snel omhoog. Ik houd het wel bij wielrennen als training voor de langebaan.” In het gezelschap van zijn ploegmaten van Reggeborgh merkt hij trouwens al dat zijn mogelijkheden als coureur beperkt zijn. “Ik ben zeker niet een van de betere renners in ons team. Kjeld Nuis rijdt me er vierkant vanaf. In wedstrijdjes tot een minuut heb ik hem erop liggen, daarna is hij mij voorbij.”
Het gesprek is afgelopen. Jenning wordt alweer in beslag genomen door de volgende gegadigde die wat van hem wil. Hij voldoet lachend aan het verzoek. "Ik geniet toch volop. En morgenochtend sta ik weer in Thialf op het ijs."
Want het werk gaat ook gewoon door.