‘IK WERD NEDERLANDS KAMPIOEN SPRINT MET HET LAAGSTE PUNTENTOTAAL OOIT...’

“Ik ben mogelijk voor altijd de Nederlands kampioen sprint met het laagste puntentotaal. Niemand zal dit waarschijnlijk verbeteren. Hoe dat kwam? Daar schuilt een bijzonder moment achter.

Het was 1986, op de buitenbaan van Utrecht. Een knotsgek toernooi waarin het weer alle kanten op ging: sneeuw, harde wind, zon. Ik was al twee keer tweede geworden op het NK Sprint, telkens achter Hein Vergeer, dé allrounder van dat moment. Thuis wachtte de boerderij, mijn vader was al over de zestig. Stoppen zonder titel was geen optie en ik zat in een goed seizoen. Dit jaar moest het gebeuren.

Het toernooi zat vol wendingen. De eerste 500 meter begon droog, maar na een paar ritten begon het te sneeuwen, waardoor de andere grote uitdager, Jan Ykema werd benadeeld. Hein en ik reden het hele toernooi niet rechtstreeks tegen elkaar, maar raakten in een spannende strijd verwikkeld.

De 1000 meter leek door de sneeuwval en verschil in wind wel een loterij. Mijn tijd (1.22,4) was bedroevend slecht, maar Hein deed het niet veel beter, al nam hij na de eerste dag nipt de leiding over. Balen natuurlijk, want ik voelde dat ik meer in mijn mars had. Zeker toen die avond de samenvatting op televisie getoond werd, meer zendtijd was er toen niet voor het schaatsen. Tijdens mijn 500 meter liep de tijd door, zag ik in de samenvatting. Het leek erop dat ik voor drie tienden van een seconde benadeeld werd. Met die wetenschap was er van een rustige nacht geen sprake.

De volgende dag ging ik verhaal halen bij de jury, maar dat was verspilde moeite. De jury besliste dat de tijden bleven zoals ze waren. Ik stond niet aan de leiding, maar op de tweede plek en had nog wat meer achterstand op Hein. Ik was flink gefrustreerd. De spanning vertaalde zich naar verschrikkelijke rugpijn. Ik kon amper uit bed komen. Het kampioenschap leek verloren. Maar ergens, in die boosheid en teleurstelling, laaide er iets in me op. Alle handremmen gingen los. Ik wilde niet wéér tweede worden. Vandaag zou ik laten zien wie de beste sprinter was.

Op de 500 meter die volgde reed ik de rit van mijn leven, tegen Tjerk Terpstra. Alles viel samen: scherpte, kracht, agressie. De omstandigheden waren ineens ideaal. Onder een heldere hemel klokte ik een winnende 38,40 seconden – op dat moment de snelste 500 meter ooit gereden door een Nederlander op Nederlands ijs. Het verschil met Hein was daarmee omgebogen in mijn voordeel.

Op de afsluitende 1000 meter moest ik een voorsprong van een halve seconde verdedigen. Maar voordat de ritten van start gingen, sloeg het weer om. Harde sneeuwval maakte normale tijden onmogelijk. Er werden nog twee ritten gereden, waaronder die van Ykema en Vergeer. Hein won de rit in 1.27 hoog. Ik had al uitgerekend wat ik in rit 5 zou moeten rijden. Maar zover zou het niet komen. Er viel niet meer te schaatsen. De wedstrijdleiding besloot de stekker eruit te trekken. De omstandigheden waren te gevaarlijk en de uitslag na drie afstanden werd als eindklassement vastgesteld. Dus was ik Nederlands kampioen sprint.

Geert Kuiper, NK sprint, 1986, krantenknipsel
Krantenknipsel uit het FD in 1986 met Geert Kuiper als de kersverse Nederlands kampioen sprint. | Foto: Eigen archief
Geert Kuiper, NK sprint, 1986, krantenknipsel
Krantenknipsel uit 1986: Hein Vergeer wordt na de 1000 meter opgevangen door zijn coach Henk Gemser. | Foto: Eigen archief
Geert Kuiper, NK sprint, 1986, krantenknipsel
Krantenknipsel uit 1986: Het podium van het NK sprint van 1986. | Foto: Eigen archief

Natuurlijk had ik liever vier afstanden gereden en op sportieve wijze met een mooie voorsprong gewonnen. En ja, er werd achteraf gemompeld: ‘was die laatste 1000 meter gereden, dan had hij het niet gered.’ Maar zo werkt topsport niet altijd. Zeker bij het buitenschaatsen gaf de grilligheid van de omstandigheden soms de doorslag.

We waren één ploeg met Henk Gemser als coach. Als hij protest voor Hein zou indienen, zou dat mij als zijn andere pupil benadelen. Voor hem een lastig pakket. Voor Hein was het zuur, maar hij had dat seizoen grotere doelen, zoals het WK Allround dat hij een paar weken later voor de tweede keer zou winnen.

Gemser zei voor de camera tegen de pers dat het misschien niet helemaal fair was, maar hij benoemde ook mijn 500-metertijd – 38,40 – wat in die tijd echt bijzonder was. Dat gaf de titel toch glans. Een titel is een titel. Ik weet dat ik hem verdiend heb. Ik was dat weekend de beste sprinter van Nederland. Een maand later werd ik op het WK Sprint ook over vier afstanden de beste Nederlander, en het jaar erop opnieuw.

Er zal vast een prijsuitreiking zijn geweest na afloop, maar ik herinner me vooral de terugrit: een grote sneeuwbui. We reden bibberend naar huis, konden maximaal 20 kilometer per uur rijden op de snelweg. Het was superspannend. Daar weet ik gek genoeg meer van dan van de huldiging.

Wat mij altijd zal bijblijven van dit NK, zijn de emoties die net zo sterk wisselden als het weer, de druk vooraf, de tegenslag en fysieke klachten onderweg. Vertaald in pure woede waardoor er iets loskomt wat je normaal niet uit jezelf haalt. Iets dat ik misschien vaker in mijn loopbaan had moeten opwekken; een prikkel om boven jezelf uit te kunnen stijgen. Mijn NK-titel uit 1986 zal altijd een bijzondere blijven. Niet perfect, niet zonder discussie, maar des te meer een weerspiegeling van vechten en nooit opgeven. En daar ben ik, bijna veertig jaar later, nog steeds ontzettend trots op.”

Moment van Geert Kuiper