Douwe Boonstra. Zijn naam alleen al sleurt je onmiddellijk mee naar lang vervlogen tijden, toen het élke winter zo hard vroor dat krakend ijs onmiddellijk deed denken aan het vergaan van de wereld. Douwe Boonstra, ja, dat moet een Friese marathonman zijn. Je verwacht een beest voor wie het peloton wijkt als de Rode Zee ooit voor Mozes. Die bijbel-legende zijn de meeste mensen waarschijnlijk vergeten; daarom is het nu tijd voor Douwe. “Als hij tenminste wat minder opkijkt tegen de toppers en zijn bescheidenheid wat laat varen...”
Ga d’r maar aan beginnen, na zo’n introductie. Net gepromoveerd naar de Topdivisie van je sport – waarin je afgelopen winter vier keer hebt mogen wennen aan het tempo, de hardheid en het gooi- en smijtwerk van de grootste rauwdouwers – en dan word je even neergezet als een nieuwe Remco Evenepoel, om een wielerdwarsstraat in te duiken. Douwe Boonstra (23) van Sportchalet Viehhofen moet niets van zo’n eerbetoon hebben. Hij is allesbehalve een kopie van de kakelverse wereldkampioen fietsen bij de profs die al een fanclub had voordat hij was geboren, zo gaat het heldenverhaal over de Vlaamse godenzoon.
Nee, Douwe is liever gewoon Douwe, de student bewegingswetenschappen uit Nieuwkoop die een woning op het KNMS-eiland in Amsterdam bewoont met een andere ijsglijder, Peike Steenhuis. Rustig, terughoudend, behoedzaam, bedachtzaam, zo nu en dan wat dromerig. Maar tegelijkertijd ook een kerel met het postuur van een uitsmijter-in-de-groei, voor wie een kleermaker twee rolmaatjes aan elkaar moet plakken om zijn bovenbenen te kunnen opmeten. “Toch trekt hij tijdens de race als eerste zijn schaats terug, zodra hij ziet dat een andere rijder zijn been uitstrekt. Dat typeert Douwe, die jongen is de bescheidenheid zelve. Hij weegt negentig kilo, hij kan op zo’n moment doorschaatsen, want die ander houdt z’n been dan wel stil. Het kwartje moet nog even vallen bij hem.”
Da’s Douwe, door de ogen van ploegleider Kurt Wubben: het is een treffende schets van een jongen met veel meer potentie dan hij zelf in de gaten heeft. “Och, man”, hij reed vorig jaar in de voorbereiding al rondetijden die hetzelfde waren als de Topdivisierijders. Toen zeiden we in de ploeg al: ‘Douwe, er is geen mens die weet hoe hard jij schaatst. Daar heb je een keer profijt van, en dat is in de eerste wedstrijd van de marathoncompetitie. In Amsterdam demarreerde hij kort na de start, pakte twee ronden voorsprong en won de race.” Wubben schudt er zijn hoofd bij. "Geloof me: die vent kan heel goed worden in de Topdivisie. Althans, als hij er met z'n hoofd een beetje bij kan blijven."
Even nagenieten van de primeur in oktober '21? Uit het verslag van deze site op die avond: ‘Boonstra (22) maakte er een prachtshow van. Na vijf ronden in de koers van de beloften ontsnapte hij (‘Ik hoorde iedereen roepen dat ik moest springen; dat deed ik toen maar’) en kreeg hij vier anderen mee. Het vijftal werkte prima samen, reed een voorsprong van driekwart ronde bij elkaar, waarna ploegleidster Linda Bouwens van Groenehartsport.nl het team opdracht gaf een man te laten afzakken. De student bewegingswetenschappen voelde zich evenwel zo sterk dat hij zelf het gat naar de staart van het peloton dichtte. Barstend van de energie slaagde Boonstra er naderhand opnieuw in, met hulp van Richard van Schie, een nieuwe vluchtersgroep te achterhalen. Leon Wenteler stak ook nog een handje toe om voor de tweede keer in het peloton te ‘landen’.’
Wie zulke huzarenstukjes opvoert, hoeft er niet mee te pronken, maar mag gerust trots zijn. Douwe verontschuldigt zich bijna: “Mijn ouders hebben kennelijk heel goed hun best gedaan om me te vormen zoals ik ben: iemand die anderen ruimte geeft. Ik geef toe dat dat in marathonschaatsen niet altijd even handig is. Wat ik vorig seizoen voor de wedstrijden als enige in de ploeg meestal hoorde was: ‘Douwe, wees niet te bescheiden’. De vroege ontsnapping in Amsterdam was er geen reactie op, maar het maakte er wel de meest makkelijke manier van koersen van. Ik hoefde geen rekening te houden met andere mensen. Die twee ronden voorsprong sloegen echt nergens op…” Je hoort aan zijn stem dat de actie van destijds hem nog voldoening schenkt.