Het grootste deel van het jaar zijn langebaanschaatsers in training. Het echte wedstrijdseizoen duurt immers maar van november tot en met maart, vijf maanden in totaal. In april hebben de rijders een maand rust en dan volgt zes maanden hard labeur in krachthonken, op ijsbanen en ook op de fiets.
Het is aan de coaches om in die periode een goede trainingsopbouw te kiezen, maar ook om de rijders gemotiveerd te houden. Johan de Wit, coach bij Project 2018, kiest daarom af en toe voor wat speelsere trainingsvormen. Zo stuurt hij op een vroege dinsdagmiddag zijn ploeg op de mountainbike de duinen bij Schoorl in. Voor half elf ’s ochtends mag er namelijk ook naast de gebaande mtb-paden gereden worden.
“Ik vind het prettig om er afwisseling in te houden. Niet de hele tijd maar urenlang op rechte wegen rijden”, zegt De Wit. “Hierbij moet je ook even nadenken, word je wakker geschud. Dat vind ik wel prettig, af en toe wat anders doen.”
De training die Project 2018 voor de kiezen krijgt is simpel in opzet: tweeënhalf uur door de duinen rijden. Het parcours maakt het vanzelf een pittige training en dat is waar De Wit op uit is.
“Om bepaalde waardes op hoog niveau te houden, in dit geval de VO2, is het goed om ook tussen duur-intensief en duur-extensief in te zitten. Dan houd je het vrij gemakkelijk op peil. Met deze training zit je vrij hoog in je hartslag, op een natuurlijke manier.”
Het mountainbiken met de ploeg heeft het karakter van buitenspelen voor volwassenen: de rijders hebben er veel plezier in. Vooral De Wit zelf, Lucas van Alphen, Jos de Vos en Mariska Huisman zijn op hun gemak in het mulle zand. Toch komt bijna iedereen wel een keer ten val. Bang voor blessures bij zo’n rit is de coach echter niet.
“Nee, dit vind ik geen risicosport omdat je altijd op een zachte ondergrond rijdt en je niet zo hard gaat. De valpartijen die we deze zomer hadden waren op de wegfiets en de skeelers. Ik vind skeeleren voor niet-skeeleraars veel gevaarlijker”, zegt hij.
Bovendien zijn valpartijen en ongelukjes een kwaad dat niet uit te bannen is, denkt De Wit. “Ieder team heeft wel valpartijen in het voorseizoen. Je hebt er mee te dealen. We hadden er vier in één week. Eerst helemaal niet en toen kwam alles tegelijk.”
De ronde door de Schoorlse duinen maakt duidelijk dat de ploeg goed draait. De sfeer is goed en de rijders maken een fitte indruk. “Uit tests blijkt dat ze er heel goed voor staan”, concludeert De Wit.
Maar tests zeggen niet alles. “Uiteindelijk staan we straks op een kookpunt vlak voor een wedstrijd en dan weet ik van een aantal nog niet helemaal wat ze dan doen. Maar ze staan er goed voor. Ze zijn echt sterk. Annouk van der Weijden, Rhian Ket, Ted-Jan Bloemen, Lucas van Alphen, die moeten wel echt mee gaan spelen voorin.”
Met die verwachting laat De Wit doorschemeren dat Project 2018 zich niet alleen op de Spelen van 2018 in Pyeongchang richt, maar ook al om de tickets voor de eerstvolgende Winterspelen in Sotsji mee wil doen. “ We hebben eigenlijk een vreemde naam voor de ploeg die we hebben. Waar we anderhalf jaar geleden zijn gestart met talenten, hebben we nu ook rijders die als doel hebben de Olympische Spelen te halen, nu al. Dus het is eigenlijk Project 2014/2018.”
Toch is de naam Project 2018 niet helemaal zonder betekenis, benadrukt De Wit. Met rijders als Van Alphen, Irene Schouten en De Vos mikt de ploeg op talentontwikkeling op de langere termijn. Voor komend seizoen zijn er daarom twee ambitieniveaus. Een deel van de ploeg zal zich willen meten met de nationale top en een deel richt zich op het verbeteren en groeien. “Het wordt een jaar waarin we er willen staan en meedoen om de prijzen. En de allroundtoernooien vinden we nog steeds belangrijk en World Cup-plaatsen.”
De Wits ploegje is een kleine speler in het Nederlandse schaatsen. De ploeg krijgt soms als verwijt dat het té klein is en dat het ervoor zorgt dat er te veel professionele schaatsers zouden zijn. “Ik kan daar niet zo veel mee”, reageert De Wit, die wel inziet dat de huidige situatie misschien niet ideaal is voor de schaatssport in het algemeen. De trainer verwacht dat vanuit de ontwikkeling van het plan ‘Van podium tot podium’, waar de KNSB en andere betrokkenen aan werken, een beter model komt. In dat model zouden de regels en grenzen rondom bijvoorbeeld teamgroottes, samenstellingen en marketing duidelijker moeten worden en dat kan geen kwaad, vindt hij.
“Nu is het een cowboywereld. Als jij twee ton hebt kan je een ploeg beginnen. En dat is wat wij in principe ook doen. Er is weinig controle op”, stelt De Wit vast. Er zijn wel afspraken tussen teams en de KNSB, maar daar is vaak ook een weg omheen te vinden. “Als wij de twee ton niet halen, maar wel 150 duizend, dan kunnen we ons bij een Gewest aansluiten of zo. Er is altijd wel een manier om buiten de gebaande paden toch je ploegje te starten.”
“En misschien is dat niet goed, maar wat mij tegen de borst stuit is dat wij niet professioneel genoeg zouden zijn. Dat vind ik onzin”, zegt De Wit. “De aanname dat je met zes ton wel professioneel zou zijn in plaats van met 150.000, vind ik niet opgaan.”
Hij vervolgt: “Ik denk dat het beter kan, dat het beter kan voor veel rijders, maar dit is de situatie en daar moeten we het mee doen. Ik ben daar niet rancuneus in”, zegt hij. “We doen gewoon ons best en proberen onze zaakjes goed voor elkaar te krijgen.”
Binnen het huidige model houdt de ploeg zich keurig aan de regels en heeft De Wit zijn ploeg goed op de rit. Dat weet de schaatsbond ook, benadrukt hij. “Naar de KNSB hebben we alles open en eerlijk gespeeld. Ze weten precies hoe onze financiële situatie is. En we hebben vorig jaar de licentie als een van de weinige ploegen op tijd betaald. Ik begrijp de noodzaak niet om te zeggen: die jongens hebben het niet goed voor elkaar. We zeuren er ook niet over. We weten dat we wat minder hebben dan anderen.”
Maar de zaken rondom licenties en een model voor het professionele schaatsen zijn uiteindelijk bijzaak voor De Wit en vooral voor zijn sporters. “Mijn taak is om ze fysiek en mentaal voor te bereiden op dat wat ze op het ijs moeten doen”, zegt hij. “Als het puzzeltje klopt, en dat is trainer zijn, dan hebben we het goed gedaan.”