Het begint al in de basis, want wat is doping eigenlijk? Er was een tijd dat training al als een soort doping werd gezien. Onder de sportende elite van de 19e eeuw was training een oneigenlijke manier om het eigen presteren op te krikken. Want, zo vonden de gentlemen, in sport draait het om talent.

Later werd doping weer gelijkgesteld met training, maar precies andersom. Het gebruik van stimulerende middelen werd net als training en voeding gezien als onderdeel van een goede wedstrijdvoorbereiding. Doping hoorde bij de finetuning van het lichaam om het tot de beste prestatie te dwingen.

En daar gaat het uiteindelijk ook in het schaatsen om. Schaatsers voeren in feite, door training, rust en juiste voeding, hun lichaam op. Alsof het een brommertje is. Zouden ze niets aan hun lichaam doen, dan haalden ze nooit rondjes 29.5 die ze nodig hebben om kampioen te worden.

Dat ze bij het opvoeren van hun snelheid geen doping mogen gebruiken is een kwestie van spelregels. In de tweede helft van de 20e eeuw veranderde de kijk op dopinggebruik en werd het strafbaar gesteld binnen de kaders van de sport.

De dopingregels van het internationale dopingagentschap WADA, waar ook de ISU zich aan conformeert, zijn erop gericht om te voorkomen dat er iemand wint die zijn of haar lichaam op een onnatuurlijke wijze versterkt heeft. Daar wringt de schoen, want hoe stel je dat vast?

Het WADA heeft een lijst met verboden producten en verboden procedures. Die lijst is heel concreet. Als iets erop staat mag het niet. Dat is heel duidelijk. Als je betrapt wordt op nandrolon dan wordt je geschorst. Niets aan de hand, lijkt het. Valsspelers worden gepakt.

Zo eenvoudig ligt het helaas niet. Want als je het middel niet bewust of als medicijn genomen hebt, dan wordt het lastiger. Dat is bij Fauconnet het geval. Hij beweert dat het tuaminoheptaan waarop hij betrapt is in zijn neusspray zat die hij gebruikte toen hij verkouden was. Dat zou kunnen, maar een topsporter zou zijn neusdruppels voor gebruik goed moeten checken. Toch zou het zuur zijn als Fauconnet om een moment van onachtzaamheid tijdens een verkoudheid gestraft zou worden.

Nog ingewikkelder wordt het bij vormen van doping die alleen indirect vast te stellen zijn. Dat is in bepaalde gevallen van bloeddoping het geval. Daarom heeft het WADA niet alleen specifieke middelen, maar ook procedures verboden. Zelfs als die procedure zelf geen effect op de sportprestatie heeft.

Dat lijkt het geval in de zaak van de Erfurter bloeddoping. Het is verboden om bloed bij een sporter te injecteren. En of de UV-behandeling van de sportarts nu zin had of niet, dat maakt daarbij niet uit.

Zo wordt niet zozeer de werkzaamheid van de behandeling in ogenschouw genomen, maar de intentie om vals te spelen. Het is alsof je brommer niet daadwerkelijk harder gaat, maar je toch bekeurd wordt omdat je er een spoiler op gemonteerd hebt.

Natuurlijk, misschien belazert Fauconnet de boel. Misschien wist de Duitse schaatsster heel goed waar ze mee bezig was en misschien had het nog zin ook, maar tegelijkertijd zouden beide sporters ook wel eens het slachtoffer kunnen zijn van de manier waarop het WADA te werk gaat. Niet dat het WADA iets kwalijk valt te nemen. Zij doen hun best om duidelijke kaders te scheppen. 

Het systeem van dopingopsporing is helaas niet waterdicht en zal dat ook nooit zijn. Er zullen altijd bedriegers vrijuit gaan en onschuldigen geschorst worden. Dat is zonde. Nog erger: we weten nooit helemaal zeker wie er schuldig is en wie niet.