Presteren bestaat uit drie fasen. Fase één is de ontwikkelingsfase. Je bent jong, wild, je hebt talent, je werkt hard, je hebt veel lol en vanuit die onbevangenheid presteer je uitermate goed. Voorbeelden: Falko Zandra in de begin jaren negentig van de vorige eeuw.  De ploeg van Gerard van Velde vorige week tijdens de schaatsweek. De methode Peter Mueller bij alle ploegen waar hij werkt.

De ploegen of sporters die zich in deze fase bevinden, noemen we meestal de vrijbuiters. Ze lijken los te staan van de ongeschreven wetten van rust en regelmaat. Een biertje erbij moet kunnen, een extra snel bochtje meepakken omdat dat gaaf is, mooi juist.

De ontwikkelingsfase houd je meestal niet lang vol. Trainers jagen de rijders over de kling: het karakter en het fysiek van de rijders hebben een limiet. Het voordeel van fase 1 is de verrassing, die kan ontstaan. Het nadeel: je bent afhankelijk van de verrassing. Tijdens de ontwikkelingsfase valt er veel te verbeteren door iets professioneler je sport te benaderen. Zo kom je in fase twee: de constructiefase.

De constructiefase kenmerkt zich door het paradigma dat de sportprestatie maakbaar is. Door veel te meten, kom je veel te weten. Het eten, slapen, trainen, boodschappen doen, alles optimaliseer je voor de ultieme prestatie. De sporter wordt een robot die zijn kunstje uitvoert. TVM is het mooiste voorbeeld van een ploeg in de constructiefase. Control doet het hier ook goed. Het voordeel van fase twee: je hebt (schijnbare) controle en je haalt meer uit een schaatser dan wanneer je geen benul hebt van waar je de hele dag mee bezig bent. Het nadeel: je maakt robots van de schaatsers, robots kunnen stuk gaan (Kramer vorig seizoen) en robots verrassen niet.

De sportwereld behaalt zelden fase drie, de volwassen fase. Dat komt natuurlijk mede doordat sport veel met jonge mensen werkt. De volwassen fase kenmerkt zich doordat vanuit het ‘meten is weten’ principe de kracht van het onbevangene toch kan worden opgeroepen. Presteren is niet een mechanische optelsom; het is een combinatie van controle en loslaten. Je hart, ziel en fysiek vallen samen. Het onmogelijke wordt mogelijk, zoals in fase één, maar je hebt er wel controle over zoals in fase twee.

Bij ultieme races gebeurt het wel, zoals het Olympisch goud van Van Velde (2006) en Tuitert (2010), maar het gebeurt niet structureel. Je ziet geen schaatsploeg zich in de volwassen fase acteren, terwijl dat best handig zou zijn.

Dus gasten zet hem op. Discussie gesloten. Nu hard trainen, want schaatsen is geen denksport.