In Hamar, waar hij de titel won, was er niets mis met het weer. In het jaar dat de Nederlandse kopman eindelijk verlost was van zijn Noorse kwelgeest Hjalmar Andersen, die zijn ongekend succesvolle carrière had beëindigd, pakte hij de eerste Nederlandse allroundtitel sinds de wereldtitel van Coen de Koning in 1905. Maar in eigen land vond de titel nauwelijks weerklank. Toen het Wilhelmus klonk voor de schaatser uit De Lier, was Nederland getroffen door de Watersnoodramp. Geen mens was meer geïnteresseerd in de prestaties van de Nederlandse schaatsers….

De Nederlandse schaatswereld keek in 1953 met grote verwachtingen uit naar het Europees kampioenschap. De organisatie was vanwege het 70-jarig bestaan van de KNSB zelfs opgedragen aan Nederland. Omdat zich in januari geen vorst van betekenis in eigen land voordeed, werd de titelstrijd verplaatst naar Hamar, de baan die sinds de triomfen van Jaap Eden als een Nederlandse schaatsenclave in Noorwegen gold.

Elke winter weer toog de nationale kernploeg begin december naar Hamar om zich op het seizoen voor te bereiden. Daarbij vond de ploeg steeds een gastvrij onderkomen in “Fjetre,” de boerderij van de legendarische Noorse schaatscrack Peter Sinnerud, die nog tegen Jaap Eden had gestreden.


Training Nederlandse schaatsers in Hamar 1950

Eigenlijk was het een wonder dat het Nederlandse schaatsen na de oorlog zich zo snel kon meten met de vóór de oorlog vrijwel ongenaakbare Noren. Hoe kon het ook anders? De kernploeg ging elk jaar pas in december naar Hamar, en moest dan maar hopen dat er al goed ijs te vinden was. De Noren zelf, en ook de Zweden, Finnen en Russen, stonden op hoger gelegen ijsbanen en meertjes al vanaf begin november op het ijs, en hadden dus elk jaar al zo’n zes weken ijstraining achter de rug als de Nederlanders naar Hamar kwamen.

Door het uitzonderlijke talent van de na-oorlogse schaatsgeneratie, bestaande uit oudgediende Jan Langedijk en de nieuwelingen Kees Broekman, Wim van der Voort en Anton Huiskes, werd de kloof met de internationale top razendsnel gedicht. Al in 1949 leek Broekman in Oslo op weg naar de wereldtitel, toen de volslagen onbekende Hongaar Kornel Pajor hem alsnog de bijna zekere titel ontnam.

Daarna zorgde het Noorse schaatsfenomeen Hjalmar Andersen er jarenlang voor dat er hooguit tweede plaatsen voor de Nederlanders waren weggelegd. Zonder Andersen zou niet Noorwegen bij de Winterspelen in 1952 in Oslo drie maal goud hebben behaald, maar Nederland. Desondanks was het zilver van Van der Voort (op de 1500 meter) en het zilver van Broekman (op de vijf en tien kilometer) een voor de Nederlandse schaatswereld ongekend succes. Toen Andersen na de Spelen van ’52 zijn afscheid aankondigde, leek niets een Nederlandse machtsgreep meer in de weg te staan.

Zelfs de chauvinistische Noren erkenden aan de vooravond van het Europees kampioenschap in 1953 dat de Nederlanders de grote favorieten waren. Die favorietenrol maakten de Nederlanders op de eerste dag volledig waar. Broekman won met overmacht de 5000 meter en ging na de eerste dag ruim aan de leiding, vóór de verrassende Oostenrijker Offenberger en Wim van der Voort. De Noren Martinsen en Haugli stonden vierde en vijfde, Anton Huiskes klasseerde zich fraai als zesde.

Zondagochtend stonden de Nederlanders nietsvermoedend op. Ze waren compleet onwetend van de ramp die zich de voorafgaande nacht in Nederland had voltrokken. Toch was het onvermijdelijk dat het nieuws bekend werd. De eersten die het te horen kreeg waren de radioverslaggevers Arie Kleijwegt en Siebe van der Zee.

Toen zij ’s ochtends met Hilversum belden kregen zij als eersten het rampzalige nieuws te horen, en vertelden het aan coach Klaas Schenk en bondsvoorzitter Vliegen. Die trokken zich een moment terug, en besloten toen om de rijders niet op de hoogte te stellen en gewoon van start te gaan. Dat moet een moeilijke beslissing geweest zijn, want Schenk en Vliegen hadden ook te horen gekregen dat bij ’s-Gravezande, de woonplaats van Wim van der Voort, de duinen waren doorgebroken, en dat ook het nabijgelegen De Lier, de woonplaats van Kees Broekman, direct gevaar liep.

Desondanks stuurden zij hun rijders onwetend van wat zich thuis mogelijk afspeelde het ijs op. De “truc” bleek succesvol. Van der Voort won de 1500 meter en Broekman de 10.000 meter. In het klassement ondervonden de Nederlanders geen enkele concurrentie. Het goud was voor Broekman, het zilver voor Van der Voort: een unieke prestatie in de Nederlandse schaatsgeschiedenis.


EK 1953 (+ latere EK’s in Hamar)

Na afloop van de huldiging kregen de schaatsers dan eindelijk te horen wat zich in het vaderland had voorgedaan. De telefoonlijnen werden uitsluitend nog gebruikt om de prijswinnaars in de gelegenheid te stellen met familie te bellen. Gelukkig kregen die te horen dat de duinen bij ’s Gravezande met een uiterste inspanning gedicht waren, en dat ook De Lier “droog” was gebleven.

Voor de Nederlandse schaatssport mag je achteraf stellen dat het een gelukkige beslissing is geweest om de rijders niet in te lichten en ze het toernooi af te laten afmaken. Want anders dan iedereen verwachtte, bleek het EK van 1953 voor het Nederlandse schaatsen nog geen historisch keerpunt te zijn. Twee weken later, bij het wereldkampioenschap in Helsinki, maakten de Russen een ongekende rentree in de schaatssport. Gontsjarenko won de wereldtitel vóór zijn landgenoot Sjilkov. Van der Voort en Broekman werden derde en vierde, en zouden ook in de jaren daarna geen titels meer behalen.

Het zou nog tot 1961 duren voordat Nederland met Henk van der Grift een nieuwe (wereld)kampioen kon huldigen. Met de komst van de Jaap Eden-baan waren de Nederlanders toen pas echt in staat om de Scandinaviërs en Russen gelijkwaardig partij te geven.


Reportage Andere Tijden over Nederlandse training in Hamar in de jaren ‘50.