Hoogtepunten voor mij persoonlijk waren de wereldrecords bij de dames op de 500 en 1000 meter. De Koreaanse Sang-Hwa Lee die, alsof het geen moeite kost, naar 36,36 glijdt en Brittany Bowe die in 1.12,58 de duizend meter afraffelt. Met op drie honderdsten achter haar Heather Richardson, ook onder het oude wereldrecord. En óók Amerikaanse.

Twee Amerikaanse dames die goed op dreef zijn, net als hun mannelijke collega's op de korte en middenlange afstanden. Opvallend. Is dit omdat ze op hun thuisbaan schaatsen, of ligt het aan het feit dat het simpelweg een olympisch seizoen is?

Want bij de heren staat Shani Davis weer op scherp met winst op de 1000 en 1500 meter, met in zijn kielzog Brian Hansen. Net als Tucker Fredricks op de 500, samen met zijn collega Mitchell Whitmore.

Wat is dat toch met die Amerikanen? Is het feit dat er Spelen aan komen de reden dat de Amerikanen ineens weer hard schaatsen? Er wordt wel eens gezegd dat de Amerikanen de juiste mentaliteit hebben om net wat extra’s te geven in een Olympisch jaar waardoor ze net dat stapje extra kunnen zetten.

Dan vraag ik mij af: hebben wij Nederlanders dat dan niet? Sterker, als wij het als Nederlanders goed doen, met name buiten het schaatsen, dan wordt er vaak gesproken over een on-Nederlandse prestatie.

Ireen Wüst zei het zelf: "Het is misschien on-Nederlands dat ik het uitspreek, maar ik wil drie keer goud", over haar doel in Sochi. En je hoort het vaker bij Nederlandse prestaties in de sport. Waarom on-Nederlands? Nederland is een groot sportland. Is presteren dan on-Nederlands?

Het lijkt of het hier dus al fout gaat. Alsof wij niet mogen presenteren, alsof wij geen ambities mogen hebben of mogen dromen over die gouden medaille op de Spelen. Wanneer je een te grote ambitie hebt, dan vinden wij dat in Nederland overdreven. Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg. Maar helaas, topsport is niet normaal.

En dat abnormale vinden ze in Amerika dus juist erg mooi. Dromen en ambities uitspreken voor de toekomst en daar vol voor gaan. In aanloop naar mijn Spelen in Salt Lake is Derrek Parra voor enkele jaren op hoogte gaan wonen in Park City, vlakbij The Oval.

Waarom? Omdat hij olympisch kampioen wilde worden in zijn eigen land. En daar wilde hij echt alles voor doen. En wat gebeurde er? Inderdaad: hij won, met overmacht, goud op de 1500 meter.

Wat maakt dan het verschil bij de Amerikanen? Ik kan er mijn vinger niet op leggen. Ik kan mij voorstellen dat er in de jaren tussen de Spelen minder aandacht voor schaatsen is in Amerika, waardoor juist nu de bewustwording is dat wanneer ze willen laten zien hoe goed ze in hun sport zijn, ze dat in Sochi zullen moeten doen.

Ze zien straks de spotlights op zich gericht en hebben daardoor nu een sterkere drang om alles uit de kast te halen. Wellicht zien we dat nu al terug in de wedstrijden. Aan de andere kant, we zien het niet alleen in het schaatsen.

Het lijkt erop dat het feit dat het in Amerika normaal wordt bevonden om ambities te hebben en deze ook uit te spreken. Deze worden vervolgens door de omgeving van de sporters (famille, publiek, media) gedragen.

En dan voelt de sporter dus een natuurlijke ondersteuning op weg naar zijn dromen. Ze zijn met iets moois bezig zonder zich keer op keer te moeten verantwoorden waarom ze dat doen. Een intrinsieke motivatie, gedragen door het hele land. Dat is fijn voorbereiden. Mooier kan het toch niet?

Spannend vind ik het dan ook hoe de volgende wereldbekerwedstrijden zullen gaan. Houden ze dit niveau vast of was het toch het thuisvoordeel? Eén ding weet ik wel: de prijzen worden pas in februari verdeeld en resultaten uit het verleden bieden geen garanties. En zeker niet in een olympisch seizoen. Want de Spelen, dat zijn de Spelen en daar loopt het toch altijd anders.