De tijdelijke verblijfsvergunning ging in op 17 november, maar de verslaggever landde in de Russische hoofdstad al op 16 november. Vervolgens werd Van der Pal liefst negen uur zonder water en brood vastgehouden, waarna hij op het vliegtuig terug naar Nederland werd gezet. Een bizar incident.

Het deed me terugdenken aan 30 november 1990. Op die bewuste dag zouden 47 schaatsers en journalisten naar Moskou afreizen om een dag later in het Dinamo kunstijsstadion de première te beleven van de eerste internationale schaatsmarathon in de Sovjetunie. Om de kosten laag te houden zette het Ministerie van Defensie van het machtige Oostblokland zowel voor de heen- als de terugreis een legervliegtuig in.

Op zich uniek, maar het bracht de nodige ongemakken met zich mee. Op de heenweg koos de Aeroflot-charter te vroeg het luchtruim, waardoor ik samen met een fotograaf Wout Steensma het vliegtuig miste. Omdat dit een fout van Aeroflot was, werd ons ter compensatie een ticket voor de dagelijkse lijnvlucht aangeboden. Dat betekende nog rennen ook, want dit vliegtuig stond klaar om te vertrekken.

We hadden wel een probleem. De Nederlandse Stichting SISKU, die de trip samen met Moscomsport had georganiseerd, had de visa voor alle Nederlandse Moskou-gangers geregeld. Paspoort en visum zouden we in het vliegtuig uitgereikt krijgen. Maar dat vliegtuig hing inmiddels in de lucht. Hoe kwamen we door de douane op Schiphol, en hoe kwamen we Rusland binnen? Geen probleem, werd er gezegd. “We begeleiden jullie hier naar het vliegtuig en in Moskou komt het ook goed. Daar zorgen we wel voor”.

Het had waarschijnlijk ook geen problemen opgeleverd als beide vliegtuigen in Moskou op hetzelfde vliegveld waren geland en er mensen van Moscomsport in de buurt waren geweest. De Tupolev van het leger landde echter 40 kilometer buiten de Russische hoofdstad op een militair vliegveld, terwijl onze lijnvlucht in Moskou arriveerde. De douanebeambten keken vervolgens vreemd op dat twee Nederlanders zonder paspoort en visum het land in wilden komen. “Njet”, keken ze streng. Ik pruttelde nog tegen dat ik naar het Sporthotel, gelegen bij de Olympische roeibaan, wilde bellen. Daar verbleven immers de andere Nederlanders en waren ook onze paspoorten en visa. Het bleef “Njet”, waarna we, net als Harm van der Pal, in een kamertje werden gezet.     

Ruim een uur later kwam een van de douanebeambten het kamertje binnen, schuifelde wat ongemakkelijk en zei toen in gebroken Engels: “Als jullie de man 250 Amerikaanse dollar betalen, laten we jullie het land in!” Wat was dit? Een truc? Wilden ze onderzoeken of wij omkoopbaar waren?

Nee, nu zeiden wij “Njet”. Ik verzocht hem nog of hij me niet naar een kantoortje wilde brengen om naar het Sporthotel te kunnen bellen. Handige mobiele telefoons waren er toen immers nog niet. Maar de ’foute’ man was al weg, om dik twee uur later terug te komen. De soap kreeg een vervolg: “Als jullie de man 150 Amerikaanse dollar betalen, laten we jullie het land in!” De man wilde wat bijverdienen, dat was duidelijk. Maar wij hielden voet bij stuk, wilden alleen maar bellen.

Hij probeerde het nog een derde keer – de prijs was inmiddels naar 50 US dollar gezakt –, maar toen we opnieuw lieten blijken niet omkoopbaar te zijn, wenkte hij me en mocht ik mee naar een telefooncel. Daar had ik snel contact met het Sporthotel en werden we dik driekwartier later uit ons lijden verlost. We mochten Rusland in, om vervolgens nog tal van andere bizarre incidenten te beleven, maar dat voert in deze column te ver.

Huub Snoep in hoofdredacteur van schaatsen.nl