Die eerste 400 meter-baan in Nederland luidde een nieuw schaatstijdperk in. De topschaatsers konden zich voortaan in eigen land gedegen op het seizoen voorbereiden. En door de komst van dat kunstijs groeide Nederland in de afgelopen vijftig jaar uit tot het sterkste langebaan-schaatsland ter wereld.

Ooit beseft dat de kunstijsbaan er eerder was dan de auto? Volgens de literatuur moet een baantje in de Londense wijk Chelsea in 1876 de eerste zijn geweest. Men moest toen nog tien jaar wachten op de eerste auto van Benz! In Nederland ging pas in 1934 de eerste kunstijsbaan (60 x 40 meter) open.

Maar ook voor 1876 zocht men al naar kunstijs om op te schaatsen als Koning Winter het liet afweten. In 1840 was er al de 'London Ice Floor', een overdekte 'kunstijsbaan'. Geen kunstijs zoals we dat nu kennen – mechanische koeling bestond immers nog niet – maar men schaatste op substanties die op ijs leken. Meestal zoutoplossingen of andere chemische mengsels. Je moest wel zorgen dat je niet onderuit ging.

In 1842 vond Henry Kirk een mengsel uit van aluin en andere chemicaliën. In een kelder aan de Baker Street in Londen maakte hij hiermee een kleine ’ijsvloer’. Dat werd gezien de afmetingen en de stank echter een complete mislukking. Het tijdschrift Punch uit 1843 beschrijft een bezoek aan deze ’ijsbaan’, waar het ijs geen bevroren water was, maar een mengsel van reuzel en gesmolten zwavel, hetgeen inderdaad afschuwelijk gestonken moet hebben!

Al spoedig werden er compressiesystemen ontwikkeld met andere koudemiddelen. In 1876 pompte dr. John Gamgee koude glycerine door een netwerk van elliptische koperen pijpen. Dit ijsbaantje lag in de Londense wijk Chelsea en wordt als de eerste kunstijsbaan ter wereld beschouwd. Op de wanden waren winterse taferelen geschilderd en op het balkon speelde een orkest.

Dit systeem van het rondpompen van koude vloeistoffen door buizen vond vervolgens snel zijn weerklank en zo ontstonden overal kleine overdekte ijsbaantjes met mooie benamingen als Eispalast, Palais de Glace, Ice Palace, Glacarium, etc. Al spoedig werden de banen en hallen groter.

Maar men durfde het nog niet aan om 'open' kunstijsbanen aan te leggen, dit vanwege de enorme vriescapaciteit die daar voor nodig was. De Europees kampioen kunstrijden Eduard Engelmann had in 1896 desondanks plannen klaarliggen, maar werd uitgelachen. Tegen alle adviezen in opende hij in 1909 in Wenen de ‘Engelmann Arena’, 1100 m² ijs. De eerste ‘Freiluft Eisbahn der Welt‘ was een feit.

In Nederland ging pas in 1934 de eerste kunstijsbaan (60 x 40 meter) open. Op de bodem van het zwembad aan de Linnaeusstraat in Amsterdam had men buizen gelegd, waardoor men koelvloeistof pompte. De Noorse kunstrijdiva Sonja Henie zette de opening op 24 november 1934 luister bij.

In 1940 werd de installatie verplaatst naar de Apollohal en kon er overdekt geschaatst worden. Drie jaar daarvoor kreeg Den Haag zijn HOKIJ-baan; Tilburg volgde in 1938 met een open baan.

Van 400 meter-kunstijsbanen was vooralsnog geen sprake. Daarvan ging de eerste pas open in 1958: een opneembare baan in het befaamde Ullevi-stadion in Gothenburg. Spoedig daarna werd in het hooggelegen Squaw Valley (California, VS) ook een 400 meter-baan aangelegd ten behoeve van de Olympische Winterspelen in 1960. Na de Spelen is deze ijsbaan afgebroken en verhuisde de installatie naar West-Allis.

De Jaap Edenbaan in Amsterdam was de derde ter wereld en de eerste 400 meter-baan met verdampende ammoniak in de pijpen.

Huub Snoep is hoofdredacteur van schaatsen.nl