De manier waarop hij, notabene bij een temperatuur die naar de dertig graden kruipt, een paar dagen voor de finale van de Reggeborgh Marathon Inline Cup in Poederoijen (die hij als achtste zal beëindigen) praat over de heroïek die er rond de schaatswedstrijden op natuurijs hangt, verraadt al veel. De bekentenis aan het slot van een korte anekdote over zijn eerste Weissensee-ervaring, doet de rest. “Natuurijs is mijn ding. Daar doe ik dit allemaal voor.”
Ronald Haasjes bedoelt: steeds meer leven als een topsporter. Hij hoefde dat heel lang niet te worden van zichzelf. Sterker nog, zijn hoofd stond er niet naar. Welnee, skeeleren was een prima tijdverdrijf. Schaatsen? Als de sloten en vaarten in de wintermaanden waren dichtgevroren, maakte hij een rondje met zijn vrienden. Daar bleef het bij. Totdat er mensen zeiden dat hij het eens in de marathoncompetitie moest proberen. Hij was toen een jaar of achttien.
“Dat heb ik naderhand gedaan, bij de beloften”, vertelt Haasjes. “Het stond echter die eerste jaren op een laag pitje. Ik liep stage in Enschede. Dat betekende ’s morgens om half zes m’n bed uit, half zes ’s middags pas weer thuis, en dan in de avonduren nog moeten trainen. Ik had niet het idee van ik wil ook wel A-rijder worden. Vond het prima zo en zou wel zien waar het zou stranden.”
In 2018-’19 veranderde er iets. Ondergebracht in het team van ZiuZ met Kevin van der Horst, Mark Prinsen en Gerwin Smit, werd de beleving wat serieuzer. “Ik zat in een groepje dat het plezier bij me terugbracht. In de wedstrijden op natuurijs ging het heel lekker. Dat was reden voor een aantal A-ploegen me te bellen. Eerst twijfelde ik nog, maar op een gegeven moment dacht ik: als ik zo gemakkelijk de stap hogerop kan maken, waarom zou ik dat dan niet doen?”
Drie jaar Bouwselect verder, plus een half jaar bij Team Reggeborgh, kan Haasjes er niet omheen: hij nadert het niveau van de smalle toplaag in het marathonpeloton. Een veelwinnaar als ploegmakkers Crispijn Ariëns of Gary Hekman is hij bij lange na nog niet. “Och, er mankeert veel meer aan”, klinkt het laconiek. “Mijn schaatstechniek moet beter, en daar wordt hard aan gewerkt met Roy (Boeve, de trainer-coach van het team, red.). De jongens geven me veel tips en adviezen, daar steek ik ook het nodige van op. Ik heb geluk dat ik allemaal goede schaatsers om me heen heb. Na een zomer als deze merk ik dat ik sterker ben dan ooit, en het vertrouwen is gegroeid.”
Garanties in de sport worden niet verstrekt, maar de ontwikkeling van zijn onmiskenbare (schaats)talent doet vermoeden dat een sprong voorwaarts op het ijs aanstaande is. En daarmee groeit de hoop op het verwezenlijken van dé droom: het winnen in een tweehonderd kilometer-race. Oh, bij voorkeur solo, hè. Terug naar eerder in dit verhaal, naar de anekdote die het begin is geweest van de grote liefde. 27 januari 2016, Weissensee. Debutant Haasjes, B-rijder 34, moest nog twee ronden ploeteren toen de kopgroep hem passeerde. Kort erop sommeerde de jury hem de race te verlaten. Hij reageerde verbolgen.
“Ik moest van het ijs af, maar dat wilde ik helemaal niet. ’s Morgens was ik vertrokken met de intentie die tweehonderd kilometer vol te maken. Het lukte niet, ik werd weggestuurd. Maar sindsdien weet ik dat dit soort wedstrijden het mooist is. Hoe zwaarder, hoe beter. Zo train ik ook. Afzien hoort erbij.” Haasjes geeft een voorbeeld. Afgelopen donderdag is-ie in zijn eentje twee uur gaan skeeleren. Bij terugkeer stond er zeventig kilometer op de teller. “35 km/uur gemiddeld. Het was redelijk aanpoten. Om mezelf te motiveren zeg ik: rijd ik een wedstrijd en ga ik op de solotoer, dan moet ik blijven doorrijden. As ik het nu niet kan, lukt het ook niet in de wedstrijd.”
Coach Boeve gelooft in Haasjes. “Hij gelooft dat ik de Alternatieve Elfstedentocht kan winnen. Daar wil ik alles voor doen. In 2020 ben ik als vierde geëindigd, het jaar erna viel er iemand voor me op driehonderd meter van de finish, terwijl ik me nog heel fris voelde. Winnen kan, maar alles moet ook meezitten.”