Ieder jaar nog staat Van Velde op deze datum feestelijk stil bij zijn gouden plak. Hij koopt cadeautjes voor zijn zoons en vrouw Margot. “We gaan uit eten en doen wat leuks. Daar ben ik gelijk het eerste jaar na de Spelen mee begonnen en dat hou ik er gewoon de rest van mijn leven in. Het was een heel speciaal moment, mijn wereld veranderde na die tijd.”

Want laten we eerlijk zijn, het was natuurlijk niet zomaar een titel. Gerard van Velde stond bekend om zijn abonnement op vierde plekken, het gevecht met de klapschaats en andere pechsituaties die hem naast de grote prijzen lieten grijpen. Tijdens de Winterspelen van 1992 in Albertville miste hij op acht honderdsten een medaille, hij werd twee keer vierde op de WK Afstanden en twee keer vierde op het WK Sprint, de nodige valpartijen passeerden de revue en ook op de 500 meter in Salt Lake City was het weer raak. Van Velde strandde op twee honderdsten van het podium. Het zou hem uiteindelijk tien jaar kosten vanaf zijn eerste Spelen om er korte metten mee te maken. 

Foto: Soenar Chamid


 “Als atleet heb je een doel voor ogen en daar had ik een paar keer heel dichtbij gezeten. Op een gegeven moment denk je: als ik het wil doen, dan moet het nu. Ik ben nu in vorm, ik ben goed genoeg om een medaille te pakken en ik ben inmiddels 30, de kans dat je er dan over vier jaar nog bij bent op de sprint is heel klein. Als het dan lukt en ook nog in een wereldrecord is dat bijna niet te beseffen. Voor mij was dat echt absurd. Ik rekende toen met zoveel dingen af: een titel, een olympisch record, een wereldrecord. Sportief gezien was dit voor mij super belangrijk. Die frustratie was eruit, dat was klaar."

Dat de weg er naartoe zo’n strijd was is achteraf misschien wel een van de redenen dat de race vele Nederlanders is bijgebleven. Want zou het wel zo iconisch zijn geweest zonder die reeks aan teleurstellingen? “Dat is uiteindelijk wel het mooiste verhaal, dat ik er heel lang op heb moeten wachten. Het is een groot compliment dat mensen mij er nog van herkennen, al heeft dat natuurlijk ook te maken met de dingen die ik erna deed”, lacht hij.

Foto: Soenar Chamid


Tarzan

Van Velde doelt op de wandeling die hij na zijn race met ontbloot bovenlijf op het middenterrein maakte. Dat is waar hij ook de bijnaam Tarzan aan overhield. De sprinters uit Team Reggeborgh, waar Van Velde nu coach is, plagen hem er nog regelmatig mee. “Je zal het er wel om gedaan hebben, zeggen ze dan. Ik vind dat wel leuk hoor, zo wordt je er nog eens aan herinnerd.” Toch meent hij zelf dat het geen kwestie van flaneren was. In de Utah Olympic Oval zit namelijk alleen publiek aan het eerste rechte stuk na de 500-meterstart. Aan de kant waar de 1000 meter vertrekt, en waar ook de wissel zit staat een lange lege wand. 

“We hadden dat jaar voor het eerst van die Nikepakken en die zaten best lekker als je in de schaatshouding zat, maar als je ging staan kreeg je nauwelijks meer lucht. Onze fysio greep me van achter toen ik op het bankje zat uit te hijgen - die was natuurlijk ook gewoon door het dolle heen - maar toen kreeg ik helemaal geen lucht meer. Het was in die hal ook bijna twintig graden voor mijn gevoel, dus ik denk: ik doe de boel gewoon even uit. De wedstrijd was nog volop bezig en er werd druk gecoacht. Ik was gewend om meteen te gaan bewegen nadat ik mijn benen de verzuring in had gereden, maar toen waren er ineens allemaal camera’s mij aan het filmen, dat had ik niet door. Ach, er gebeurt dat er gebeurt, maar wat ik vooral mooi vind is dat mensen ervan genoten hebben, dat is waar sport over gaat. Ik ben alleen maar dankbaar dat ik onderdeel van zo'n moment mocht zijn.”

Raceplan
Van de rit zelf herinnert Van Velde zich ieder detail, alsof het de dag van gisteren was. Als raceplan koos hij een tactiek die hij vier weken eerder op het WK Sprint in Hamar ook had gebruikt in een race tegen Klevchenya. Hij kruiste destijds over de Rus heen en dat leek hem een prima plan om te herhalen. “In het olympisch dorp vertelde ik dat toen aan Renate Groenewold en die zei alleen maar: 'oke, maar dan ben je dus heel hard van start gegaan, en dan?' Het is goed dat ze dat zei, want toen dacht ik: het kan ook anders. Het is wel komisch dat het in werkelijkheid ook heel anders uitpakte.”

“Wat ik nog heel goed weet is de eerste keer dat ik naar de start ging. Dan ben je best wel zenuwachtig en toen stond ik per ongeluk in de lijn. Dus ik draaide terug en toen zei ik nog iets - ik zal het niet letterlijk citeren wat ik zei - maar ik zei iets tegen Ab Krook (zijn coach, red.) over de starter en toen was ik er ineens helemaal klaar voor. Ik stond er gelijk heel anders in.”

Na de start verliep de opening eigenlijk precies zoals tien jaar ervoor op de 1000 meter in Albertville. Waar hij toen in de achtervolging moest op een Koreaan, was Klevchenya nu als een idioot vertrokken. “Dan zie je toch dat dat mijn beste races zijn. Ik bleef gelukkig wel rustig en had daarna de eerste binnenbocht: en nu niet harder gaan afzetten dan je techniek toelaat. Toen ik het rechte stuk opzeilde dacht ik: nu gewoon gaan.”

“Toen kreeg ik twee buitenbochten en daar zat ik supergoed op de timing. Ik had nog een klein missertje in de bocht voor de doorkomst op 600 meter en toen lag Klevchenya nog iets voor. Ik had het gevoel dat ik meer snelheid had en in mijn onderbewustzijn dacht ik: het kan nog, het kan nog, ik kan nog over hem heen kruisen!”

“Ik kruiste natuurlijk niet over hem heen, maar ik zag dat hij een missertje had en toen gooide ik mijn armen los - iets wat ik normaal ook nooit deed - maar ik wou hem gewoon voorbij zijn voor het ingaan van de laatste bocht. Toen ik over de finish kwam en 1.07,18 zag staan was ik niet eens heel blij. Op dat moment dacht ik: klopt dit wel? Ik juichte ook expres niet, eerst maar eens even kijken of het wel waar was."

Op de wissel zag hij echter al snel dat coaches Geert Kuiper en Ab Krook een kleine vreugdedans waren gestart. “Toen dacht ik: of is het ijs heel snel en ben ik nu voor niks helemaal blij? Het was even afwachten, maar ik dacht wel dat het misschien goed genoeg zou zijn voor een medaille.”

Foto: Soenar Chamid


Klevchenya
Ook Sergey Klevchenya herinnert zich de race tegen Van Velde nog goed. “Elk moment van die dag eigenlijk en iedere stap in de race. Na de eerste ronde lag ik ver voor en daarna maakte ik een fout in de bocht. Ik voelde daarna de verzuring in mijn benen kruipen en kwam niet meer vooruit.”

“Ik vond het jammer dat ik zelf fouten maakte, want ik had veel sneller kunnen gaan. Niet zo snel als Gerard, maar misschien had ik wel een medaille kunnen pakken", vervolgt Klevchenya, die uiteindelijk de negende tijd noteerde.  Dat deed hij overigens wel op de Spelen van 1994 in Lillehammer, waar hij zilver en brons won op de 500 en 1000 meter. “Ik herinner me het moment nog heel goed dat ik op het podium stond, de emoties die ik toen voelde vergeet ik nooit meer. Daarom was ik in 2002 ook zo blij voor Gerard.”

Tussen de mannen is in de loop van de jaren een hechte vriendschap ontstaan. Ze zijn in hetzelfde jaar geboren, reden de belangrijkste races uit hun carrière tegen elkaar, stopten allebei een tijdje met schaatsen omdat ze het gevecht met de klapschaats niet konden winnen en staan nu allebei als coach op de baan van een nationale sprintploeg. “We hebben een hartstikke goede klik. Ik ken hem natuurlijk al een hele poos, want een groot deel van onze sportcarrières zijn we samen opgegaan. We hebben nu allebei gezinnen, zitten in hetzelfde vak en spreken elkaar nog dikwijls", aldus Van Velde.

Foto: Soenar Chamid


Mooi praten over schaatsen
"We feliciteren elkaar als de ander succes heeft en soms praten we over Pavel Kulizhnikov, dat hij zich verbaast over de waardes die hij springt, dat het absurd is. Dat hij zich verwondert over zijn pupillen. Gewoon, mooi praten over schaatsen. Het is een leuke en sympathieke vent en hij zal voor altijd een onderdeel zijn van mijn race in Salt Lake, dat is heel speciaal."

Nog heel af en toe kijkt Van Velde zijn gouden race terug, maar dan vooral samen met zijn zoontjes die inmiddels 7 en 9 zijn en ook zijn begonnen met skeeleren en schaatsen (en voetballen en breakdancen). “Ze beginnen nu te begrijpen van: die papa zeg, jeetje, die was toch wel heel goed. Dat streelt dan toch je ego, het is heel mooi als ze trots zijn op hun vader.”