Een bezoekje aan het Rijksmuseum? Daar had Bob de Jong wel zin in. Zijn fascinatie voor kunst en bouwwerken is de afgelopen jaren alsmaar groter geworden en hij hoefde dan ook niet lang na te denken toen hem werd gevraagd welk meesterwerk hij speciaal wilde zien: een Winterlandschap met schaatsers van Hendrick Avercamp.

Zijn ogen schieten over het doek. De informatie en achtergronden die hem worden verteld, zuigt hij op als een spons. Bob de Jong heeft het beroemde Winterlandschap met schaatsers al eens gezien bij een eerder bezoek aan het Rijksmuseum, maar hij blijft nieuwe dingen ontdekken op het doek van Hendrick Avercamp uit begin zeventiende eeuw. Een stelletje dat in de hooiberg de liefde bedrijft, een man die in een huisje zijn behoefte zit te doen, lieden die aan het werk zijn, spelende kinderen op de dichtgevroren plas; er is van alles te zien.

Het is een totaal andere tijd, maar het beeld van dit winterlandschap doet hem als vanzelf terugdenken aan zijn eigen jeugd, in de jaren tachtig op het natuurijs rond geboorteplaats Leimuiden. Daar bond hij voor het eerst de ijzers onder, maakte hij zijn eerste tochtjes en ontdekte hij al op jonge leeftijd dat hij bovengemiddeld goed kon schaatsen.

“Ik rijd tijdens skeelertrainingen nog geregeld over het bruggetje in Bilderdam. Dat is een plek met emotionele waarde voor me. Die brug was het keerpunt tijdens de allereerste tien kilometer die ik reed. Het was trouwens nog een hele discussie of ik daaraan mee mocht doen. Het was 1986, ik was negen jaar en zat in groep vijf. Mijn ouders werden er zelfs bij gehaald en uiteindelijk mocht ik ’m toch rijden, net als twee leeftijdgenoten. De gymleraar maakte zich grote zorgen. Hij dacht dat ik het niet ging redden, maar ik werd eerste en versloeg alle oudere jongens uit groep acht. Die twee andere jonkies kwamen als laatste binnen. Het was dan wel geen wedstrijd, maar ik zie het als mijn eerste overwinning op de tien kilometer. Daar is het allemaal begonnen.”

Het verdere verloop van zijn sportloopbaan is bekend. De Jong schopte het tot schaatsprof, won vele titels en prijzen, deed al vijf keer mee aan de Olympische Spelen en beleefde zijn absolute hoogtepunt met goud op de tien kilometer tijdens Turijn 2006. Op de afgelopen olympiade in Sotsji veroverde hij zeer verdienstelijk brons op die afstand.

Foto : Helden Magazine/Manon van der Zwaal

Fascinatie

Inmiddels is de langeafstandsspecialist 37 jaar, maar hij schaatst nog altijd met net zoveel plezier als in zijn jongste jaren. Nu hij in de absolute herfst van zijn carrière zit, benadert De Jong zijn sport wel wat meer relaxed. Hij heeft meer oog voor andere mooie en interessante dingen in het leven, zoals kunst en geschiedenis.

“Ik sta daar de laatste jaren meer voor open. Dat heeft denk ik met leeftijd te maken. Tussen mijn twintigste en dertigste was ik alleen maar met de toekomst en mijn sport bezig. Naarmate je ouder wordt, ga je je meer interesseren voor gebeurtenissen uit het verleden. Toen ik van 2006 tot 2010 in Berlijn woonde, bezocht ik geregeld musea omdat ik geïnteresseerd was in de geschiedenis van de stad, ik vond dat ik moest weten wat er allemaal was gebeurd ten tijde van De Muur en wat de mensen hadden meegemaakt. Vorig jaar ben ik naar het Jopie Huisman Museum geweest en afgelopen april voor de eerste keer naar het Rijksmuseum. Mijn ouders waren er al eerder naartoe gegaan op uitnodiging van KPN en ze kwamen met zulke goede verhalen terug dat ik zoiets had van: daar moet ik ook eens gaan kijken.”

Hij wist natuurlijk dat De Nachtwacht het absolute pronkstuk is en dat hij nog wel een paar andere schilderijen zou tegenkomen, maar De Jong had niet verwacht dat het museum zo’n enorm rijke collectie heeft. “Het was en is nu weer heel indrukwekkend. Alle Hollandse meesters hangen aan de muur. Ik vind het fascinerend om schilderijen te zien en om uit te vogelen hoe die schilders dat eeuwen terug voor elkaar hebben gekregen. Neem het Winterlandschap van Avercamp. Dat is enorm priegelwerk waar ontzettend veel uren in hebben gezeten. Daar denk ik dan aan als ik naar zo’n schilderij sta te kijken.

Dit doek sluit helemaal aan op mijn passie voor schaatsen. De lichtval, de kou en de illustere plaatjes spreken me erg aan. Je ziet arbeiders en rijkelui door elkaar lopen. Ik heb net begrepen dat er geen onderscheid werd gemaakt tussen rijk en arm. De ene mens was niets meer of minder dan de ander en iedereen vermaakte zich op het ijs. Het is echt een doorsnee van de toenmalige samenleving.”

Onverzadigbaar

Het zijn niet alleen de meesterwerken in de diverse vertrekken die de schaatsveteraan boeien, ook de architectuur van het Rijksmuseum vindt hij razend interessant. Buiten in de tuin voorafgaand aan de entree stond hij al te genieten van het prachtige authentieke gebouw. Dat is ook niet zo gek als je bedenkt dat hij bouwkunde heeft gestudeerd. Hij zou nog uren door het museum kunnen rondlopen en zich vergapen aan al het moois, maar de plicht roept weer: er moet getraind worden. De voorbereiding op het nieuwe seizoen is in volle gang en ondanks zijn tamelijk hoge sportleeftijd kan De Jong er nog altijd geen genoeg van krijgen. Het brons in Sotsji eerder dit jaar zou voor velen een logisch moment zijn geweest om af te zwaaien, maar daar denkt de eigenzinnige stayer heel anders over.

“Ik vind het een afknapper om meteen na de Spelen te stoppen,” zegt hij open en eerlijk. “Voor dat toernooi moet je helemaal gefocust zijn op je doel en als je weet dat je een jaar later iets anders gaat doen, ben je mijns inziens in je hoofd al met de volgende stap bezig, het leven na de sport, en dan is het lastig om optimaal gemotiveerd te blijven en het maximale uit je lichaam te halen. Natuurlijk zijn er uitzonderingen en sporters die pas na een succes op de Spelen besluiten te stoppen, maar zo kijk ik er gewoon tegenaan.”

Na Vancouver 2010 had hij al een afscheidsplan in zijn hoofd zitten. Hij sprak het niet uit naar de buitenwacht, maar had voor zichzelf besloten: nog één jaar schaatsen en daarna de topsport vaarwel zeggen. De Jong reed echter zijn beste seizoen ooit en ging vervolgens vrolijk verder. Het wil dus niet zeggen dat 2014/2015 zijn laatste jaar gaat worden.

Foto : Helden Magazine/Manon van der Zwaal

Moderne kunst

Na de opheffing van de BAM-ploeg en het breken met coach Jillert Anema was het vinden van een nieuwe ploeg nog best een lastig karwei voor De Jong, maar uiteindelijk vond hij onderdak bij Team New Balance, waar hij het marathonschaatsen combineert met de langebaan. Hij kan het hele jaar beschikken over de benodigde faciliteiten, maar De Jong verdient geen cent met het schaatsen. Zelfs geen reiskostenvergoeding. Zijn hypotheek en levensonderhoud betaalt hij van zijn spaargeld.

“Op sporttechnisch gebied is alles afgedekt. Ik kan genoeg trainingskampen draaien, er is een trainer, een fysiotherapeut, de kleding wordt geregeld, er is begeleiding bij kampioenschappen en World Cups; dat scheelt al zoveel in je zorgen. Ik had zoiets van: dit moet ik gewoon doen. Dat er geen vergoedingen tegenover staan omdat het budget nog niet toereikend is, dat is dan maar zo. Ik heb het er graag voor over omdat ik, zoals ik net al zei, het gevoel heb dat er nog wat moois in zit.”

Om toch nog wat met het schaatsen te kunnen verdienen, ging hij op zoek naar subsponsors. Zo wist hij Please Payroll aan zich te binden, dat hem op de marathon ondersteund. Daarnaast mogen schaatsers vanaf dit seizoen op het pak van hun ploeg twee andere logo’s dragen en op het internationale pak één. Er is dus ruimte voor persoonlijke sponsoring en De Jong kijkt druk om zich heen naar bedrijven die bij hem passen en waar hij ook daadwerkelijk iets voor kan betekenen. “Ik heb de afgelopen jaren niet alleen voor BAM gereden, maar er ook gewerkt. De bouwkunde spreekt me nog altijd enorm aan."

"Dat ik momenteel geen geld verdien met mijn sport is voor nu oké, maar ik ga dit geen tweede seizoen doen. Ik verwacht ook dat de ploeg stappen gaat maken en dat er meer middelen zullen komen, ik zie dit echt als een investering. Een schilder moet ook eerst een schilderij maken voordat hij het kan verkopen. Ik bereid me nu voor op de winter en hoop daar vervolgens voor te worden uitbetaald in de vorm van prestaties en goede resultaten. Wat wij schaatsers doen, is niets anders dan kunst maken. Moderne kunst. Mensen moeten in het stadion en thuis voor de televisie van onze sport kunnen genieten. Dat doen ze en zo hoort kunst te zijn.”