Tickets
Shop
Nieuws 27 sep 2017

Hoe rijd je de perfecte eindsprint? Stroetinga en Hekman geven tips

Zowel bij de mass start als in de marathon wordt de koers meer dan eens beslist in een eindsprint. Wij vroegen Neerlands rapste sprinters Gary Hekman en Arjan Stroetinga naar de kunst van de eindsprint en ze onthulden tussendoor handige trucs voor sprintkanonnen van de toekomst.

Foto : Neeke Smit

Hoe komt het dat sommigen kunnen sprinten en anderen niet?
Stroetinga: "Dat is wel gewoon aanleg denk ik, ik ben vanaf jongs af aan al redelijk snel, ook op de fiets. Als sprinter heb je het al een beetje in je. Je wil gewoon als eerste bij die finish zijn. Ik ben ook redelijk behendig, heb vroeger veel aan shorttrack gedaan. Ik denk dat dat ook wel helpt."

Hekman: "Je moet heel erg vanuit jezelf makkelijk snelheid kunnen genereren en makkelijk op snelheid kunnen rijden, zodat het zo weinig kracht en energie kost. Sommige jongens worden van rondjes rijden in de lead-out al vermoeid, van alleen al erachter zitten.

Ik denk ook dat die killersmentaliteit er bij sprinters in zit. Je ziet het bij Ingmar Berga. Die kan een hele goede sprint rijden als hij de overwinning ruikt. Bij het Open Nederlands Kampioenschap dit jaar verkeek ik me erop. Ik dacht, hij valt wel stil. Maar als hij bloed ruikt dan gaat hij wel door. Dat is wat je als sprinter moet hebben, dat is niet te trainen."

Wat is het verschil tussen de eindsprint bij een mass start en een marathon?
Hekman: "De massastart gaat nog harder en het ijs is veel mooier op de binnenbaan. Je rijdt harder en de druk op de benen is heel anders. Die druk kan je heel moeilijk trainen. Daardoor is de kans op een valpartij veel groter."

Stroetinga: "Bij de mass start rijd je maar met één ploeggenoot, dat maakt wel degelijk verschil. De wedstrijd is een stuk korter en iedereen is veel frisser. De snelheid ligt bij de mass start ook veel hoger. We trainen wel eens op snelheid, maar we trainen nooit in de wedstrijdbaan dus een rondje 24 laag rijden we nooit. Dat wordt heel lastig. Ik heb niet zoveel problemen om de bocht te houden dus die snelheid maakt me niet zoveel uit."

Hoe belangrijk is positionering?
Stroetinga: "Heel belangrijk. En goede ploeggenoten ook tegenwoordig. Wanneer ik ermee begin in de wedstrijd verschilt met de tactiek die we hebben. De laatste vijftien rondjes begint het wel een beetje."

Hekman: "Positionering is in principe alles. Als je je sprint op plek tien moet beginnen in de laatste ronde dan kan je het wel vergeten. De beste plek is voor mij plek vier of vijf, waardoor je de snelheid van je voorgangers meeneemt en een versnelling kunt plaatsen. Wanneer je daarmee begint? Dat ligt aan de koersverloop. Soms zijn er zes ronden voor het eind nog zoveel aanvallen, dan kan er zomaar nog een groepje wegblijven. Maar soms voel je vijfentwintig ronden van tevoren al, 'dit wordt een massasprint'. Dan wordt de koers lamgelegd en komt er niemand meer weg. Dat is voor de sprinter het meest makkelijk, dan heb je tijd en dat geeft rust."

Hoe rijd je tactisch een eindsprint? Zijn er trucjes voor?
Stroetinga: "Er zijn wel trucjes voor ja, maar die ga ik niet allemaal vertellen!"

Hekman: "Die trucjes leer je gaandeweg. De meest gebruikte truc is om voor de laatste bocht in te houden als je op kop rijdt, zodat degene achter je op je knalt. Zodra je dan een handje voelt moet je vol aangaan, want je weet dat hij in de remmen zit. Dan kan diegene je nooit meer inhalen. Ik denk dat iedere sprinter die truc wel weet en je trapt er toch elke keer weer in als het je gebeurt."

Hoe belangrijk is het vertrouwen in je ploeggenoten?
Stroetinga: "Vertrouwen is zeker belangrijk, je moet weten wat je aan elkaar hebt. De meeste Nederlandse titels marathonschaatsen won ik wel met Bob (de Vries) en Jorrit (Bergsma). Iedereen weet wat hij moet doen en doet dat ook gewoon. Als je afgezet wordt door je ploeggenoten weet je wat je moet doen, namelijk zo hard mogelijk naar de finish."

Hekman: "Als er een lead-out voor je gedaan wordt dan moet je het helemaal doen. Die jongens rijden de ballen uit de broek dus dan moet je het echt afmaken. Dat is extra druk die ik wel lekker vind, ik word daar beter van. Het afgelopen jaar op de Weissensee reed iedereen voor de sprint. Toen reed Ingmar ervandoor en dan is het klaar. Word je tweede. Dan moet je ook naar de jongens toe om je excuses aan te bieden, dat je een domme fout gemaakt hebt."

Wat is beter, sprinten in een sprinttrein of vooraan afgezet worden?
Hekman: "Dat ligt een beetje aan de situatie, hoeveel man je hebt en tegen wie je het moet doen. Bij het wielrennen heb je meerdere ploegen die een sprinttrein willen maken, die helpen elkaar een beetje. Dat zie je bij het schaatsen niet echt meer. De laatste jaren wilden wij wel graag een sprint rijden maar voor de rest niemand. Als er al een lead out gereden wordt dan is het de laatste jaren door team Jillert (A-ware, red.), die hebben daar een goede trein voor. En dan is het heel moeilijk om daar met een extra trein overheen te komen."

Stroetinga: "Bij de BAM ploeg werd er wel puur voor een massasprint gereden, tegenwoordig doen we dat bijna nooit meer. We hebben jongens in de ploeg die ook wedstrijden kunnen winnen, het is zonde om die kansen in rook op te laten gaan. Een massasprint is nooit een zekere overwinning. We hebben wel altijd een plan voor als het een massasprint wordt. Ik zoek meestal niet zelf de weg, het is van tevoren doorgesproken hoe we het doen, zodat ze je goed afzetten. Je kunt op zoveel manieren een sprint aanpakken, die ga ik niet allemaal uitleggen."

Wanneer heb je door: dit wordt een massasprint?
Stroetinga: "Meestal voel je dat wel aan na een rondje of vijftig, dit wordt geen kopgroep maar een massasprint. Dat voel je aan de manier waarop de wedstrijd verloopt. Dan denk ik, 'ik hou me maar rustig want dit wordt een massasprint'. Het is een beetje lastig te omschrijven."

Hekman: "Dat voel je een beetje aan de koers. Je hebt heel vaak in de wedstrijd momenten waarvan je voelt, als ze nu doortrekken dan wordt het gevaarlijk. Als je dat moment een paar keer in de koers niet hebt gehad, dan weet je eigenlijk wel dat het een massasprint wordt. Dat ligt aan de gretigheid van de anderen. Als Bob de Vries het op zijn heupen heeft dan weet je dat het niet op sprinten aan komt."

Foto : Neeke Smit

Hoe train je voor de eindsprint?
Stroetinga: "Ik train er wel veel voor op de fiets. Ik doe vrij veel sprints om zo scherp mogelijk te blijven."

Hekman: "Wij rijden eigenlijk in het seizoen één keer per week op de schaats afbouwende rondjes. Dan beginnen we met een rondje van 30 seconden en dan gaat dat zes tot acht ronden naar beneden, elke ronde een seconde. Zo bouw je af naar zo hard als dat het kan. Dat is eigenlijk een soort eindsprint simulatie. De ene keer doe ik de laatste ronde en de andere keer zit ik erachter om snelheid te krijgen."

Oefen je op je finishbeen?
Hekman: "Zo'n uitschuifbeentje heeft me zeker een paar keer geholpen. Dat komt ook vanuit het skeeleren, daar hang je al helemaal veel naar voren. Met schaatsen gaat dat natuurlijk niet. Het is vooral lenigheid kweken. Als je van jezelf heel stijf bent is dat sowieso lastig. Ik rek vrij veel waardoor je alles soepeler houdt."

Stroetinga: "Ik heb liever dat het niet nodig is om mijn been naar voren te schoppen. Daar heb ik nog nooit op getraind, dat zou ik misschien wel moeten doen. Ik ben er niet zo heel goed in. Ik ben wel behendig, maar niet lenig."

En het mentale gedeelte?
Hekman: "Je moet vooral proberen heel rustig in je hoofd te blijven en bezig zijn met de wedstrijd winnen, mensen raken vaak in de stress."

Stroetinga: "Ik weet wat ik moet doen. De ene keer lukt het, de andere keer niet. Dan baal je even maar de volgende keer heb je weer een wedstrijd en een kans. Je kan je er wel druk om maken maar daar wordt het toch niet anders van."

Meer tips lezen? Je vindt ze op schaatsen.nl/tips.


Deel dit artikel op
Ben jij een echte schaatsfan? inschrijven als schaatsfan