Tickets
Shop
Langebaan 30 jun 2022

De mariniersfilosofie van Team FrySk-trainer Siep Hoekstra

Onlangs gaf Team FrySk-trainer Siep Hoekstra een workshop over loopscholing op het schaatstrainerscongres op Papendal. Wat is zijn achtergrond en hoe luidt zijn schaatsfilosofie? Een portret van een oud-marinier met een duidelijke visie: “Ik denk dat we in Nederland een beetje de plank misslaan met het opleiden van talenten.”

Foto : Vincent Riemersma

Aan de rand van het IJsselmeer in Makkum groeide Siep Hoekstra als boerenzoon op. “Ik wilde graag naar het CIOS (staat voor Centraal Instituut Opleiding Sportleiders en is een mbo-opleiding waar sport en bewegen centraal staan, red.), maar ik moest een vak leren van mijn vader. De rest was niet belangrijk. Ik was de enige in de familie die sportte, hetgeen eigenlijk een beetje de grond in werd geboord. Toen mijn moeder overleed, is mijn vader voor de tweede keer getrouwd. Dat was voor mij de mogelijkheid om het huis uit te gaan.”

Hoekstra was zestien, had zijn timmerdiploma gehaald en koos voor de Koninklijke Marine. “Er hing buiten een poster met de tekst: 'Kom bij de marine, dan zie je wat van de wereld'. Dat trok mij wel, dus meldde ik mij aan. Ze zochten echter geen timmermannen. Er was alleen plek bij de onderzeedienst, maar dan zou ik nog steeds niks van de wereld zien. Ik was teleurgesteld, totdat ze de laatste dia toonden met allerlei sportende lui. Ze vertelden dat dit het Korps Mariniers was, waar veel gesport werd en waarmee je onder andere commando, parachutist of sportinstructeur kon worden. Dat laatste triggerde mij meteen. Zodoende kwam mijn CIOS-plaatje weer aan de horizon. Zonder er verder over na te denken, koos ik voor het Korps Mariniers.”

Met een kale kop en een groen pak aan was de geboren Fries marinier geworden. “Ik doorliep de verschillende rangen en volgde de reguliere opleidingen. Vervolgens heb ik de sportinstructeursopleiding gedaan. Dat duurde twee jaar en is vergelijkbaar met het CIOS. Ik moest nog een paar deelcertificaten halen en ontving mijn diploma. Mijn doel was bereikt.”

In de sportopleiding viel hij op, waardoor er deelname aan de CISM (Conseil Internationaal Sport Militair) wereldkampioenschappen in de vijfkamp, atletiek en de veldloop volgden. Eerst als deelnemer en later als trainer. Als sportinstructeur haalde Hoekstra vervolgens alle atletiekspecialisaties bij de KNAU, zoals sprinthorden, middellange afstand en lange afstand. “Na deze periode ben ik pas operationeel gaan dienen en kwam ik bij het verkenningspeloton terecht (tegenwoordig heet dit MarSof, Mariniers Special Operations Force, red).”
Siep Hoekstra tijdens een van zijn crosscountry-races, waar hij militair kampioen werd.

Er volgde een Mountain Leaders opleiding in Engeland van negen maanden om uiteindelijk militair berggids en survival instructeur te worden. De Fries zag veel van de wereld, maar zijn mooiste periode was het avontuur in Amerika. “Ik heb drie jaar gewerkt bij het 2nd Force Recon Battalion tijdens een uitwisselingsprogramma van het Amerikaanse Korps Mariniers. Met mijn gezin woonde ik in Camp Lejeune en richtte ik mijn eigen atletiekclubje op: The Flying Dutchman. Kolonels, luitenant-generaals tot aan matroos 1 of marinier 1, iedereen kwam daar. Op het moment dat ze de baan opkwamen, zei ik: alle rangen en standen vergeten we hier en je kunt mij gewoon Siep noemen. Ik was daar sergeant-majoor, dan kun je bijna over water lopen,” vertelt hij met een knipoog en vervolgt: “Ik vond het belangrijk dat tijdens mijn lessen iedereen gelijk was. Hiërarchie telde hier niet.”

In ’97 keerde Hoekstra met zijn gezin terug naar Nederland. Er heerste een strenge winter. Ondanks dat de oud-marinier de Elfstedentocht van ’85 had gereden, had hij niets met schaatsen. Totdat zijn kinderen deze sport wilden beoefenen. “Als vader ging ik op die tribune zitten en dacht ik op een gegeven moment: wat ben ik hier eigenlijk in vredesnaam aan het doen?  Wat die mensen deden, kon ik veel beter. Ik meldde me aan om schaatslessen te geven, maar ondanks al mijn trainersdiploma’s was dit niet mogelijk. Zodoende heb ik me aangemeld bij de KNSB voor de trainerscursus en slaagde ik voor ST 3 en ST 4, evenals schaatscoryfeeën Jillert Anema, Martin Hersman en Henk Hospes.”

Met ST 4 op zak begon Hoekstra bij de Ferwerder Ysclub, waar zijn kinderen trainden, als schaatstrainer. “De structuur van de club kon ik niet veranderen, maar wel de trainingen. Daar implementeerde ik mijn ervaring die ik had opgedaan bij het Korps Mariniers in trainingsleer, fysiologie, atletiek, maar ook op andere facetten. Het zorgde ervoor dat wij met zeventien schaatsers van Ferwerd in het Friese Gewest kwamen.“

Siep Hoekstra: “De structuur van de club kon ik niet veranderen, maar wel de trainingen." | Foto : Vincent Riemersma

Hoekstra meldde zich vervolgens aan als trainer bij het Gewest Fryslân in 2014, maar werd gek aangekeken: 'Wie ben jij en wat kom je hier doen?', luidde de eerste reactie. Ik wilde graag meelopen, maar dat ging niet door. Uiteindelijk kwamen zij mensen tekort en hebben ze me alsnog gevraagd of ik met schaatstrainer Pieter Willem de Haan de C-junioren wilde trainen. In 2009 werd Reina Anema Nederlands kampioene Allround in deze jeugdcategorie. Zo kwam van het een het ander.”

Enkele jaren later maakte de Friese coach de overstap naar het team van de A-junioren  en de senioren binnen het Gewest Fryslân. Ted-Jan Bloemen werd in 2012 Nederlands kampioen Allround en Gerben Jorritsma deed dit in 2013 bij de junioren onder de hoede van Hoekstra. Het was voor het eerst dat twee gewestelijk rijders dit lukte, zonder lid te zijn van een commerciële schaatsploeg of Jong Oranje. “Met Henk Hospes heb ik nog de senioren getraind. Hij was coach van de vrouwen en ik van de mannen. Dat waren allemaal gearriveerde toppers. Zo ben ik niet. Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg. Bij mij moet je gewoon weer onderaan beginnen. Ik hoef niet te zien wat je niet kunt, ik wil weten wat je wel kan. Met deze groep raakte ik in conflict, daarom ben ik weer teruggegaan naar de junioren.”

Talentontwikkeling
De oud-marinier zag bovendien de talentontwikkeling in die tijd de verkeerde kant opgaan. “Toen ik bij het Gewest zat, was er een omgekeerde piramide. Er kwam heel weinig jeugd binnen en de top was heel breed. In mijn ogen was dat een verkeerde ontwikkeling. Talenten stroomden te vroeg door. Mijn filosofie is: wat moet je kennen en kunnen om de volgende stap te maken? Je moet er niet alleen fysiek, maar ook mentaal en emotioneel klaar voor zijn.” 

Siep Hoekstra tijdens zijn workshop over loopscholing tijdens het schaatstrainerscongres op Papandal. | Foto : Vincent Riemersma

Hoekstra vervolgt zijn kritische betoog: “Wij hebben allemaal wereldkampioenen junioren gehad, zoals Sanneke de Neeling, Lotte van Beek, Melissa Wijfje en Joy Beune. Al deze meiden zijn niet verder ontwikkeld. Ze zijn nog nooit individueel wereld- of olympisch kampioene bij de senioren geworden. Een aantal van hen is het alleen gelukt in teamverband. Dan gaat er in mijn ogen iets fout.”

Ik denk dat we in Nederland een beetje de plank misslaan met het opleiden van talenten. Je moet de junioren voorbereiden op de volgende stap, zonder al echt de competitie aan te gaan. Wij leven nu eenmaal met commerciële ploegen. Op jonge leeftijd gaan ze daar naartoe en redden het vervolgens niet, vanwege het verwachtingspatroon. Ze stappen als junior in de grotemensenwereld, zo noem ik dat. Daar kunnen er meer hard schaatsen. Het is veel zakelijker, het speelse is eraf. Waar je eerst hard mocht schaatsen, moet je nu. Daar kunnen heel veel rijders niet tegen.”

De 66-jarige legt uit: “Sinds de tijd van shorttrackcoach John Monroe in 2006 wordt er bij de KNSB met het LTAD-model gewerkt (Long Term Athlete Devolopment, red.). Volgens dit model behoren junioren verschillende fases te doorlopen om de juiste ontwikkeling door te maken. Deze jonge talenten horen in de volgende fases te zitten: ‘trainen om te trainen’ en ‘trainen om te presteren'. ‘Trainen om te winnen’, is pas de laatste fase. Nu doen junioren al mee aan kampioenschappen bij de senioren en gaan hiermee de strijd aan, waardoor ze al in die laatste fase zitten en cruciale stappen overslaan. Hiermee zitten er dus ook hiaten in het talentenplan van de KNSB. Junioren vallen af bij het KTT (KNSB Talent Team) omdat ze niet voldoen aan de eisen, maar komen dan ook niet verder en hebben niets geleerd.”

“Bovendien is de samenstelling van je team bepalend”, benadrukt Hoekstra. “Je kunt niet zomaar toppers bij elkaar zetten. Idealiter moet je leiders in je groep hebben, helpers en volgers. Als je die combinatie kunt maken, ben je spekkoper. Met alleen maar leiders in het team kom je nergens en dat geldt ook voor alleen maar helpers en volgers. Dit is ook een filosofie die we nastreven.”

In 2013 vertrok de Fries met schaatstrainer De Haan naar het Chinese Harbin, waar zij twee jaar als schaatscoaches actief waren. Via een kleine omweg in Wit-Rusland, waar Hoekstra nog een jaar Wit-Russische talenten trainde, is hij sinds 2016 weer terug in Nederland en inmiddels actief als coach van Team FrySk.

Met zijn ervaring als oud-marinier is hij overtuigd van zijn huidige aanpak. “Als ze bij ons niet slagen, dan gaan ze het bij een ander team ook niet redden. Dat klinkt misschien heel eigenwijs, maar door mijn mariniersachtergrond keren wij hen volledig binnenstebuiten, zowel fysiek, mentaal als emotioneel. In Nederland zweven wij en maken we allemaal prinsjes en prinsesjes van onze junioren. We willen allemaal hard schaatsen en naar Thialf, want dat is het mekka. Dat vind ik dikke onzin. Het begint bij hard werken, eerlijk en consequent zijn en commitment hebben: ik wil de beste van de wereld worden. Dat besef moet weer terugkomen bij de atleet. Daar sta ik voor en dat is waar het om gaat.”

Marwin Talsma wordt tijdens het Daikin NK Allround in 2020 aangemoedigd door zijn toenmalige coach Siep Hoekstra. | Foto : Soenar Chamid

De uitgesproken coach noemt nog één voorbeeld om zijn standpunt te duiden. “We leggen zoveel druk op kinderen. Ik ga er heel anders mee om. Eén van de rijders die ik train is Johan Talsma, een enorm talent. Hij zit niet in een KTT en dat moet ook zo laat mogelijk gebeuren. Deze jongen kan misschien wel 150 kilogram tillen, maar ik heb veel liever dat hij 70 kilogram squat, daarna drie achterwaartse salto’s maakt en dan nog vanuit stand op een box springt van 1.50 meter hoog. Als hij vervolgens de krachtzaal uitloopt, kan hij dan ook nog tien meter touwklimmen…” Er volgt een stilte. Het ideaalbeeld van Hoekstra is helder. “Ze moeten atleten blijven. Dat is mijn filosofie.”


Deel dit artikel op
Ben jij een echte schaatsfan? inschrijven als schaatsfan