Group 2
arrow copy Terug
Elfstedentocht 02 jan 2022

Broer en zus Borst blikken terug op Elfstedentocht ’97: ‘Een gemiste kans’

Het is 2 januari 1997. De 24-jarige Ruud Borst (nu 49) en zijn twee jaar jongere zus Marion (nu 47) rijden de klassieker Westland-marathon in Maasland. Het blijkt twee dagen voor de historische dag. Er klinkt: “it giet oan!” Ruud wint en wordt plots als dé favoriet voor de Elfstedentocht gezien. Hoe beleven zij nu, exact 25 jaar later, de Tocht der tochten van ’97?

Foto : Aangeleverd

Er volgde een ware mediagekte in huize Borst. Voor ‘de rust’ besloot Ruud om de volgende ochtend al met zijn ploeg Klerk’s af te reizen naar Friesland. Marion, die in Maasland vierde werd, moest het doen zonder een gesponsorde ploeg. Zij ging met haar zus als verzorgster richting Leeuwarden. Een groot contrast binnen één schaatsfamilie.

Marion begint meteen hard te lachen als ze de eerste gedachten verklapt over haar 200 kilometer: “Die zijn niet positief. Ik vond het lang, er was veel tegenwind en ik had ruzie onderweg met alle mannen in mijn groep. Geen van allen wilden nog op kop rijden. Ze waren moe en weet ik het wat ze allemaal hadden. Wij als vier vrouwen in die groep wilden wel. Ik zag alleen maar polder om me heen. Ik dacht: Dit is dan leuk? Dokkum staat me in positieve zin bij, omdat je dan wist dat het bijna het einde was. De eerste keer klunen en het eerste stadje Sloten. Dat je door de grachten binnen kwam schaatsen vond ik prachtig.”

Haar broer begint spontaan ook luidkeels te lachen en breekt in: “Dat was Sneek, Marion. Daarna komen IJlst en dan pas Sloten.” Het verraadt meteen hoe goed de band is die broer en zus met elkaar hebben. Ze zijn beiden met topsport opgegroeid. Ruud jarenlang als marathonschaatser en Marion was, naast het schaatsen, ook nog een lange tijd actief in het wielrennen. Ze hebben dezelfde mentale hardheid en wedstrijdscherpte, die ze van vader Kees, verdienstelijk marathonschaatser in de jaren tachtig, mee hebben gekregen. Ze snappen elkaar door en door. De support die ze van elkaar krijgen, het samen trainen, de pijn, het verdriet, maar ook de euforie. Dat bindt. En toch was het die ene dag, 4 januari 1997, ieder voor zich.

Ruud: “Ik zou mijn tocht willen samenvatten als een gemiste kans. De dag ervoor ben ik ziek geworden. Ik had koorts tijdens de belangrijkste wedstrijd van m’n leven. Al besefte ik dat toen nog niet. Die zesde plek die ik haalde was mijn slechtste uitslag op natuurijs die winter. Dat zegt genoeg.”

De Leiderdorpse tuinder van destijds zat bij alle natuurijswedstrijden voor de Elfstedentocht bij de eerste drie en won een kleine maand later op de Weissensee de Alternatieve Elfstedentocht. Hij vervolgt: “Ik heb die griep opgelopen tijdens die klassieker twee dagen daarvoor. Ik moest te lang wachten op de huldiging. Ik was flink bezweet. Er was zoveel media-aandacht. Daardoor duurde de huldiging te lang. Dat is mijn fout geweest.”

“Ik wist dat mijn zus en mijn vader ook meededen aan de Elfstedentocht, maar hoe en waar ze overnachtten en hoe het met ze ging gedurende de tocht wist ik niet. Mobieltjes waren er toen nog niet echt. De eerste mobiele telefoons werden wel in de Elfstedentocht getoond. Het was meer een commerciële actie, want ze deden het helemaal niet. In de voorbereiding had ik ook genoeg aan mezelf. Ik wilde rust. Behoefte om te bellen was er niet.”

Marion: “De nacht voor de Elfstedentocht heb ik bij mijn nicht in Leeuwarden geslapen. Voor mij was het nogal houtje-touwtje. Voor Ruud was het allemaal netjes geregeld.”

“Ja, wij sliepen met de ploeg in Oudkerk. De Klinze heette het”, aldus Ruud. “Het was eigenlijk een heel chic hotel-restaurant. In ons team zaten veel favorieten, onder wie Piet Kleine. Er kwamen in die tijd allerlei nieuwe tv-programma’s en zenders opzetten. Iedereen was helemaal gek in de kop en wilde iets leuks maken met ons. Wij probeerden ons er zoveel mogelijk voor af te sluiten en waren gefocust op de wedstrijdvoorbereiding. Hoe ik dat deed? Gewoon lekker langs me heen laten gaan. De dag ervoor, toen ik nog thuis was, heb ik mijn moeder alle telefoontjes aan laten nemen. Ze herhaalde de naam van degene die belde en als het iemand was die ik wel aan de lijn wilde hebben, nam ik die aan en de rest werd netjes afgewimpeld. Het gaf een hoop rust.”

De koorts gaf Ruud minder rust. “Op de dag voor de Elfstedentocht hebben we de laatste twintig kilometer van de tocht verkend. Al schaatsend kwam bij mij de koorts opzetten. Ik heb wel wat geslapen die nacht, maar niet veel. Toch heb ik niet gedacht waarom overkomt mij dit nu? Daar ben ik te nuchter voor. Het was jammer, maar de wereld verging niet. Wat ook meespeelde, en misschien had Marion dat ook wel: Ik had op dat moment niet het besef wat de Elfstedentocht precies inhield of wat voor impact het evenement had. 

Marion knikt. “Dat komt denk ik ook, omdat je geen voorbereidingstijd hebt voor een Elfstedentocht. Als je bijvoorbeeld een WK rijdt of de Alternatieve Elfstedentocht, leef je daar naartoe. Die datum staat in de agenda. De natuurijsperiode vergt een heel andere manier van topsport bedrijven. Je rijdt van klassieker naar klassieker. Van de ene pijn naar de volgende pijn in je benen. Ik weet nog dat we bij de start vanuit de kooi naar het ijs renden en daar stonden zoveel mensen. Op dat moment besefte ik ook pas: Jeetje, wat een evenement! Zoveel gekte, zoveel lawaai. Echt bizar. Ik wist: Dit ga ik nooit meer meemaken."

“Inlopen deed ik met mijn vader tussen de kroeggangers om drie uur in de ochtend. Zij keken ons allemaal aan met een blik van: Jullie zijn gek! Ik denk dat ik maar twee uur heb geslapen van de zenuwen. Ik was 22 jaar en wist totaal niet wat me te wachten stond. Mijn vader gaf me tips over wat ik moest eten tijdens zo’n tocht en hoe ik me moest kleden tegen de kou. Al mijn kleding die een beetje warm was, deed ik aan. Ik had één thermopak van top tot teen. Die had ik in twee delen geknipt. Daaronder zat een maillot.”

Bij de vraag of Marion niet stiekem in de kast met gesponsorde Craft-kleding van broerlief had gesnuffeld, kan de ruim twee meter lange Ruud wederom z’n lach niet inhouden. “Ik ben ietsje groter dan Marion.” Zij vervolgt: “Ik ben 1.72 meter, dus dat was inderdaad geen optie. De vrouwen deden er minder toe in die tijd. Waarom hij wel en ik niet, heb ik me nooit afgevraagd. Het was gewoon zo. Bij de start van de Elfstedentocht vertrokken de vrouwen tegelijk met de mannen. Zelfs in hetzelfde vak."

Marion: "Ik denk dat er in ’97 maar dertig vrouwen zijn gestart. Ruud stond rechtsvoor en ik stond links op rij 5. Ik vond het doodeng in die kooi. Dat staat me nog goed bij. Iedereen was aan het duwen. Ik was een klein meisje in die menigte en was bang om te vallen. Onze vader vertrok in het vak achter ons, bij de toerrijders.”

Ruud: “De eersten gingen er meteen vandoor. Terwijl ik mee wilde, werd ik door iemand onderuit gereden. Ik kon terugkomen, maar kort daarna reed ik tegen een takkenbos aan op het Slotermeer. Ik moest weer een gat dichtrijden. De laatsten van de kopgroep zag ik weggaan. Als je er vanaf het begin niet bij zat, wist je dat je de wedstrijd al had verloren. Zo werden de mannen van de jongetjes gescheiden. Het was een mentaal spelletje als je voor het podium wilde gaan. Het was afzien.”

Zijn zus vervolgt: “Je moest omgaan met de omstandigheden. In het donker rijden. Constant scherp zijn. Je mocht niet verslappen, ook al wist  je dat het 200 kilometer was. Het kon zo gebeurd zijn en je kwam nooit meer terug. Je moest flexibel zijn in je hoofd. Durven en lef hebben. Je was aan het overleven. Qua verzorging had ik het niet slecht. We hadden verzorgers aan de kant vanuit ons regiogroepje. Ik wist alleen niet meer wanneer de eerste verzorging zou komen. De eerste bidon die ik zag, was van mij. Ook al was deze van een andere ploeg. Er werd niet van opgekeken. Je was samen, maar ook ieder voor zich. Zeker bij zo’n eerste verzorgingspost. Mijn moeder en zus stonden verderop aan de route ergens in de polder te verzorgen."

Ruud was er op dit vlak slechter aan toe. “Ik zat in de tweede groep. Personeel van onze sponsor verzorgde ons langs de route. Waar wist ik niet. De kopgroep was geweest. Vervolgens lieten zij alle bidons op het ijs staan. Hierdoor was de inhoud ijs geworden, waardoor we er niks aan hadden. Ik had dorst. Pas na zo’n 150 kilometer, bij Bartlehiem, had ik voor het eerst warm water. Als je koorts hebt, heb je nog meer zin in drinken. Grappig om nu te horen dat mijn zus een bidon van een ander heeft gepakt. Ik heb het overwogen, maar ik had het lef niet. Daar was ik te netjes voor. Dan had ik maar vooraan moeten rijden. Dat heb ik van mijn vader geleerd: Als je echt wilt, dan heb je niet zoveel nodig.”

Marion biecht nog iets op. “Ik moest enorm plassen. Ik hield het echt niet meer. Van tevoren had ik gehoord dat dames incontinentiemateriaal gepakt hadden. Iemand zei nog: Dan moet je het laten lopen. Dat kon ik echt niet. We reden op een klein vaartje met tegenwind. Dankzij mijn kleding, die ik in twee delen had geknipt, kon ik het onderste gedeelte naar beneden doen. Al glijdend ben ik gaan plassen. Door de wind moest ik heel hard werken om terug te keren in de groep. Al rijdend heb ik mijn pak weer netjes aangedaan. Iemand heeft mij nog geduwd. Mannen hebben het veel makkelijker. Die doen gewoon het ritsje open en klaar.”

“Klopt”, zegt Ruud knikkend. “Ik weet eigenlijk niet of ik tijdens de Elfstedentocht moest plassen. Als het zover was, duwde je elkaar en verloor je geen contact met je groep. Je hielp elkaar, ook al waren we concurrenten. Als ik in de kopgroep had gezeten, was het misschien wel anders geweest. Volgens mij waren er twintig in de eerste groep. Mensen langs de kant riepen dat naar ons. Geleidelijk aan viel er elke keer eentje terug. In de laatste fase van de tocht, begon ik te tellen en dacht ik: als ik win van onze groep, kan ik op het podium komen. De eerste twaalf werden gehuldigd. Dat leek me wel wat.”

“Jij kwam nog heel dicht bij de kopgroep,” vult Marion aan. “Elf minuten verschil. Dat is een eeuwigheid”, reageert broerlief resoluut met wederom een lach. “In die tijd kun je twee kopjes koffiedrinken. Ik heb in de laatste vijftig kilometer wel harder gereden dan dat ze deden in de kopgroep, maar daar heb je niks aan. De beleving van een echte Elfstedentocht heb ik niet gehad. Het jaar daarvoor hadden we voor het weekblad Panorama gereden. Die vond ik veel mooier. Twaalf A-rijders die onbevangen een rondje Elfstedentocht gingen rijden. Toen had ik geen koorts. Dat speelt ook mee. Als je niet fit bent, heb je veel minder lol en plezier.”

In de laatste meters wist de Leiderdorper Hans Pieters nog af te troeven. Ruud kwam als zesde over de streep en reed in de armen van zijn grootste fan. “Daar stond mijn moeder. Die was door de beveiliging heengelopen om mij op te vangen. Dat was zo mooi. Vervolgens ben ik op mijn sokken bij mijn ploegleider in de auto gestapt. Het was een onbegonnen missie om mijn schoenen in de berg met spullen van alle deelnemers terug te vinden. We zijn meteen doorgereden naar het hotel. Even douchen, wat eten en drinken. Vervolgens geprobeerd bij de huldiging te komen. Ik was moe, maar ik voelde me beter dan toen ik begon. Dat kwam misschien ook door de adrenaline van de wedstrijd die nog in mijn lijf zat.”

Ondertussen kwam Marion als negende dame over de finish. Alleen de top-tien bij de vrouwen kreeg een kruisje. Alleen zij hadden de tijdslimiet gehaald. “Ik ben binnengekomen tijdens het Journaal, dus er zijn geen beelden van mijn finish. Ook niet van de rest van de tocht. In Dokkum had het gekund, maar net op het moment dat ik langskwam, werd Erica Terpstra enthousiast in beeld gebracht. Bij mijn finish was het gros van het publiek al weg. Mijn vader kwam een kwartiertje na mij binnen. Mijn moeder en zus vingen ons op. Helemaal kapot zat ik samen met mijn vader uit te blazen op een bankje naast de Bonkevaart. Je hebt niet veel woorden. Ik had pijn in mijn enkels en was blij dat ik mijn schaatsen uit had. Chagrijnig van vermoeidheid was ik blij dat het klaar was. Het was mooi geweest. Ook wij keerden zonder schoenen huiswaarts. We hebben Chinees afgehaald. Mijn broer kon later aanschuiven."

Ruud had nog een huldiging op het programma staan, maar kwam van een koude kermis thuis. “Ik was te laat. Wij zaten in het hotel en we mochten een biertje van de sponsor nemen. Onderweg naar het podium was het zo druk, dat we moeilijk door die mensenmassa konden komen. Eindelijk gearriveerd, bleek de huldiging net voorbij te zijn. We hebben nog wel op het podium gestaan, maar dat hele mooie dat ik later op tv zag, waarbij iedereen aan het brullen en het zingen was, heb ik totaal niet meegekregen. Dat heb ik echt jammer gevonden en is een gemis geweest.”

Marion: “Wij hebben de huldiging überhaupt niet meegekregen. ’s Avonds aan de keukentafel zagen we elkaar pas weer. Ruud werd thuisgebracht door zijn ploegleider. Zo zaten we met z’n allen aan het Chinees na een historische dag, zo bleek later. Alle vijf met een ander verhaal.”


Deel dit artikel op
Ben jij een echte schaatsfan? inschrijven als schaatsfan