Als middelste broer Edward Mulder niet op tweejarige leeftijd was overleden, hadden er nu zeven zoons op de foto gestaan. Het is de enige zwarte bladzijde in de kroniek van de familie Mulder tot nu toe. Terwijl die al met goud omrand was door de prestaties van de schaatstweeling Michel en Ronald.

Luud Mulder, vader: “Leidy en ik hebben elkaar ontmoet in het Sophia Ziekenhuis in Zwolle. Ik was nucleair chemisch analist en werkte op de isotopenafdeling, waar ik in 1971 ben begonnen.”

Leidy Mulder, moeder: “Dat kan niet, we zijn in ’71 getrouwd. Ik denk dat het 1969 was. Ik was op dat moment leerling verpleegkundige en woonde in het zusterhuis. Ik had drie maanden de ziekte van Pfeiffer gehad en was net terug in het zusterhuis, toen hij met de jongens aan het tafeltennissen was. Ik dacht bij mezelf: wat die jongens hier nou moeten, die zijn vast ergens op uit. En ik trapte er nog in ook.”

Luud: “Ik zag haar zitten tijdens het tafeltennissen en dacht: oei, dat is ’r. We hebben twee jaar verkering gehad voordat we trouwden.”

Michel Mulder (28), olympisch kampioen 500 meter en de oudste van de tweeling: “Ik hoor dit voor het eerst, jullie ook?”

Marco Mulder (37), niet onverdienstelijk amateurvoetballer, werkzaam als medewerker rapportage en ondersteuning afdeling grondzaken bij Enexis:  “Nou, ik wist wel dat pa stiekem het zusterhuis in ging, maar van dat tafeltennis is ook nieuw voor mij.”

Luud: “In die tijd moesten we schriftelijke toestemming hebben van wederzijdse ouders of ik wel in het zusterhuis mocht. En om tien uur moest ik uit haar kamer zijn, hoewel dat meestal twaalf uur werd. Op kousenvoeten sloop ik door de fietskelder naar buiten. Dat was in de tijd van ‘Ard en Keessie’, waar we op haar kamer vaak naar keken. Dat ze voor de eerste keer onder de vijftien minuten reden op de tien kilometer, mooi man.”

Leidy: “Luud moest mijn hand vragen aan mijn vader, dat vond hij heel belangrijk. In oktober ’71 trouwden we en verhuisden we naar een flatje in Zwolle, waar we vier jaar hebben gewoond. Ik was zwanger van de derde, Marco, toen we naar een eengezinswoning in Zwolle gingen. In dat huis aan de Rijnlaan, waar we tot 1995 hebben gewoond, is de rest van de jongens geboren en opgegroeid.”

Luud: “Eigenlijk kwam er om de twee jaar een zoon bij. We zijn niet doorgegaan omdat we per se een meisje wilden, hoor. Met zoveel jongens in huis komen de meisjes vanzelf.”

Harald Mulder (41), oudste zoon, vader van drie en werkzaam als senior accountmanager retail: “Ik heb mijn jeugd niet zozeer als hectisch ervaren. Ik scheel een jaar of veertien met Ronald en Michel, dus we deden niet vaak dingen met ons allen. Soms wel natuurlijk en dan werden we allemaal in het Mitsubishi-busje gepropt.”

Luud: “Dat was het enige vervoersmiddel waarin we ze allemaal kwijt konden.”

Gerben Mulder (31), die altijd als laatste arriveert van de familie, woont en werkt in Zwolle: “Een turkenbus zonder gordijntjes.”

Michel: “Ronald en ik hebben heel vaak achterin gezeten, op weg naar de ijsbaan in Deventer. Toen waren wij nog heel jong, we schaatsten zelf nog niet. Wij maakten altijd glijbanen van sneeuw.”

Leidy: “Of ze waren op het middenterrein heen en weer aan het schaatsen, rennen was het meer, op van die zwarte kunstschaatsjes van vijftien gulden bij de Scapino.”

In de slipstream van Evert van Benthem

Luud: “Schaatsen was niet meteen vanaf het begin de rode draad in deze familie. Harald is begonnen met voetbal. Na Ronald en Michel heeft Berry het meeste talent wat betreft sport. Hij heeft ook regelmatig op het podium gestaan.”

Ronald Mulder (28), winnaar van olympisch brons, samenwonend met Inge in het Zwolse Stadshagen, waar we te gast zijn: “Iedereen heeft eerst op voetbal gezeten.”

Luud: “Op een gegeven moment is Berry in de zaal dwars door zijn enkelbanden gegaan. Hij speelde in de regionale selectie, moest worden geopereerd, maar bleef last houden.”

Berry Mulder (39), vader van Kai, behaalde podiumplekken in A-marathons, speelde hoofdklasse bij Go-Ahead Kampen en werkt nu als accountmanager bij ECOLAB: “Ik heb nog een jaar door gevoetbald omdat ze niet wisten wat er aan de hand was. Na de operatie is het helemaal verkeerd gegroeid. Ik was toen een jaar of dertien.”

Luud: “Ik gaf bijles natuur- en wiskunde aan de zoon van een dokter en hij had skeelers. Ongeveer gelijktijdig was ik met Berry voor zijn enkelbanden naar een huisarts geweest die hem adviseerde om te gaan schaatsen. Kennelijk krijg je sterke enkelbanden van schaatsen, dus heb ik de skeelers van de dokterszoon geleend, zodat Berry en Harald het konden uitproberen. Dat was in 1987. Zo is het begonnen.”

Berry: “Als ik mijn enkelbanden niet had gescheurd, hadden we hier nooit zo gezeten met z’n allen. Dat is eigenlijk de conclusie die je moet trekken.”

Michel: “Nee, als jij je enkelbanden niet had gescheurd, voetbalde ik nu bij Barcelona.”

Luud: “Hoewel skeeleren nog geen wijdverbreide sport was, was het hier in de regio best populair. Er was geen club of zo, je kon je gewoon aanmelden bij de Stichting Skeeler Marathon, de SSM. In die tijd stonden mensen zes rijen dik te kijken naar wedstrijden. Maar toen deden ook jongens mee als Evert van Benthem, Henri Ruitenberg, Dries van Wijhe en Jan Eise Kromkamp.”

Michel: “De SSM was een uitvloeisel van de Elfstedentochten van ’85 en ’86. De bekende marathonschaatsers trokken nu ook in de zomer publiek met hun skeelerwedstrijden die wel iets weg hadden van criteriums bij het wielrennen. Er stond weliswaar niet vast wie er won, maar het rondje om de kerk was wel aantrekkelijk voor het publiek.”

Berry: “Skeeleren was in die beginperiode vooral populair rondom de Veluwe, voornamelijk omdat die Elfstedenkliek in deze regio woonde. Bovendien bekommerden Wehkamp en de plaatselijke krant Tijl zich om de sport, ze organiseerden ook wedstrijden, waaraan ik mee deed. En mijn broers, die gingen eigenlijk altijd mee met mij.”

Ronald: “Voor ons was het vooral leuk om mee te gaan in die beginperiode. Mijn ouders waren betrokken bij de organisatie en Michel en ik mochten rugnummers uitdelen. Daarna gingen we in de kantine kattenkwaad uithalen. Proberen in te breken in de bestuurskamer, dat soort gein.”

Gerben: “In Staphorst verzamelden ze bierflesjes. Haalden ze uiteindelijk 25 gulden op.”

Luud: “Eigenlijk heb ik in al die jaren nog nooit iemand horen zeggen: ‘Ik heb geen zin om mee te gaan’.”

Berry: “In mijn tijd skeelerden we nog niet op een 400 meterbaan. Toen moest je gewoon een half uur rijden en dan vier rondjes door het dorp of zo.”

Michel: “Dat is voor het publiek ook leuker uiteindelijk, omdat je het meer naar de mensen brengt. Dat gebeurt nu veel minder. In Oldebroek wordt nog altijd hetzelfde rondje gedaan, maar je mag blij zijn als er een rij publiek staat. Het ontbreekt aan namen en dat zou een nieuwe Elfstedentocht kunnen bewerkstelligen.”

Niet sporten op zondag

Luud: “In de beginjaren was het natuurlijk soms een fabriek bij ons thuis. Maar ik heb het nooit als een last ervaren.”

Harald: “In de zomer skeelerden we en in de winter schaatsten we. Dat was niet altijd een pretje. Niet alleen omdat we verplicht de 1500 meter moesten rijden, wat een hel was voor ons, maar voornamelijk omdat we alleen op zaterdag wedstrijden mochten rijden. Ik had maar drie wedstrijden per jaar of zo.”

Luud: “Op zondag rijden was er in die tijd nog niet bij. Dat kon niet in gereformeerde kringen. Dat was nu eenmaal zo.”

Harald: “Hoezo ‘dat was nu eenmaal zo’? Dat is een besluit dat je zelf neemt.”

Michel: “Het gebeurde regelmatig dat we meededen aan internationale jeugdtoernooien en ik aan het einde van de eerste dag bovenaan stond, maar de beker aan me voorbij zag gaan, omdat de Mulders ’s avonds weer naar huis moesten. Terwijl het toernooi zijn hoogtepunt bereikte op zondag, zaten wij twee keer in de kerk.”

Berry: “Toen Marco belijdenis deed, was ik een weekendje weg. Je moest eens weten in welke hoeken en bochten onze familie zich heeft gemanoeuvreerd om uit te leggen waarom ik er niet was.”

Michel: “Zo was het gewoon. We wisten niet beter.”

Berry: “Ik denk dat als wij vaker wedstrijden hadden geschaatst, dat ik beter was geweest dan dat ik nu was. Het was ook de voornaamste reden om weer te gaan voetballen in ieder geval. Ik ga me natuurlijk niet het hele jaar uit de naad trainen om in de winter slechts twee keer te kunnen schaatsen.”

Ronald: “We konden ook niet op zaterdagavond tot vijf uur in de stad hangen.”

Harald: “Ik moest op zaterdag voor twaalf uur thuis zijn. Ik woonde thuis en een van de regels was: het is hier geen hotel. Soms viel ik weleens in slaap bij deze of gene, maar over het algemeen hield ik me keurig aan de regels.”

Michel: “Wij gaan nog steeds naar de kerk op zondag. Eén keertje inmiddels.”

Harald: “Over het algemeen gaan we nog steeds naar dezelfde kerk, we zoeken elkaar toch op.”

Berry: “Ik ga niet meer naar de kerk, de rest wel.”

Luud: “Er zijn daarover geen harde noten gekraakt bij ons thuis. Als je achttien bent, ben je volwassen en maak je zelf die beslissing. En wij hebben dat te respecteren.”

Michel: “Bij ons in de buurt woonde veel jeugd en terwijl zij ’s avonds op straat voetbalden, zaten wij bij catechisatie. Daar stonden wij natuurlijk niet om te springen op die leeftijd. Maar als je ouder wordt, maak je steeds meer je eigen keuzes. En dan gaat het niet om of je het leuk vindt om te voetballen, maar of je je geloof wilt belijden. Behalve Gerben heeft iedereen dan ook belijdenis gedaan.”

Ronald: “Toen eenmaal bleek dat we talent hadden en onze sport professioneel konden beoefenen, wisten we dat we het ‘niet sporten op zondag’ moesten loslaten.”

Michel: “We waren het gewend om niet te sporten op zondag. Dat was ook binnen de kerk het meest geaccepteerd. Maar op een gegeven moment moet je zelf de keuze maken.”

Berry: “Het is eigenlijk een ongeschreven regel. Want er staat nergens in de bijbel dat je op zondag niet mag sporten.”

Ronald: “We zien het zo: God heeft ons dit talent gegeven en dat talent moet je benutten ook als het betekent dat je op zondag moet sporten. Het is de enige manier om door te groeien in de sport.”

De zevende broer

Michel: “We hebben allemaal op dezelfde middelbare school gezeten: het Greijdanus College in Zwolle.”

Ronald: “Pa is na het ziekenhuis ook les gaan geven op die school.”

Luud: “Ik heb acht jaar in het ziekenhuis gewerkt, deed in die periode een studie en heb daarna 32 jaar voor de klas gestaan. Eigenlijk heeft alleen Harald les van mij gehad.”

Berry: “Ik kwam pa alleen tegen op de gang.”

Ronald: “Wij hebben eigenlijk allemaal mavo of havo gedaan. Gerben heeft nog even vwo gedaan, terwijl pa altijd LWOO deed, leerwegondersteunend onderwijs voor VMBO.”

Michel: “Het is niet altijd handig als je pa leraar is op jouw school. In drie havo moest ik kiezen tussen Frans en Duits. ‘Ik doe wel Frans, want Duits ben ik niet zo goed in,’ zei ik thuis. Maar pa had natuurlijk connecties en die had allang gezien dat ik een 1 had op mijn toets wegens afkijken. Dat was wel irritant. Uiteindelijk heb ik ook op die manier mijn Franse examen gehaald. De enige acht op mijn lijst.”

Luud: “Ik hield er niet van om op school iets te horen over mijn eigen kinderen. Ik zei altijd: ‘Als je iets hebt, moet je maar naar huis bellen en niet mij lastig vallen’.”

Leidy: “Ik heb een tijd thuisgezeten met de kinderen, maar toen Marco tien maanden was, ben ik weer begonnen in het ziekenhuis, avond- en nachtdiensten vooral. Na Marco is ons zoontje Edward geboren dat een hartafwijking had en toen ben ik weer gestopt met werken. Na 2,5 jaar is hij overleden, daarna heb ik mijn werk in het ziekenhuis weer opgepakt.”

Michel: “Anders hadden we hier met zeven kerels op de foto gestaan.”

Berry: “Je kunt wel zeggen dat dat de zwarte bladzijde van onze familie is.”

Luud: “Dat was geen prettige periode. Dat knaapje heeft van die tweeënhalf jaar de helft in het ziekenhuis in Groningen gelegen.”

Leidy: “De operatie ging goed, maar hij was twintig pond en dat is veel te weinig voor een tweejarige jongen. Zijn weerstand was daardoor veel te laag, hij kreeg twee keer een nabloeding en die werden hem uiteindelijk fataal. Dan val je in een gat hoor. Tweeënhalf jaar ben je heel intensief met zo’n kind bezig, ik had mijn werk er voor opgezegd en dan valt ineens alles weg. Ik heb daar moeite mee gehad. Ik kon opeens weer alles doen, kon overal naar toe. En dat deed ik ook. Zo stonden we een keer op vliegveld Lelystad en opeens wilde ik naar huis. Ik voelde me schuldig ten opzichte van Edward, terwijl hij er niet eens meer was. Maar voor mijn gevoel kon dat niet.”

Harald: “Ik was tien, dus dan maak je dat best bewust mee. Wij hebben in die periode veel buitenshuis geslapen als pa en ma naar Groningen waren.”

Berry: “We zaten alle drie bij andere families. Soms wel een paar dagen. Wat een ellende was dat. Rijst met bruine suiker, gatverdamme.”

Leidy: “De jongste drie hebben een broer gehad die ze nooit hebben gekend. Dat was voor hun best raar.”

Michel: “We hebben ook niet heel veel over Edward gepraat toen we jong waren.”

Gerben: “Er hing wel altijd een foto van hem thuis.”

Kwikvergiftiging zet leven op z’n kop

Michel: “Op ons vijfde zijn Ronald en ik ziek geworden. Een kwikvergiftiging, hoewel ze daar pas achter kwamen toen we twaalf waren. Ronald werd eerst ziek, die heeft vijf weken hier in Zwolle in het ziekenhuis gelegen en ik heb daarna acht weken in Nijmegen gelegen, met een iets ergere vorm.”

Leidy: “Ik had toen al MS en kreeg een terugslag toen Michel in Nijmegen werd opgenomen.”

Michel: “Dat is ook een bepalende tijd geweest in onze familie. Tandartsen maakten soms hun vullingen zelf met amalgaam, waar kwik in zit. Als je het zelf samenstelt, dan kun je ook ergens teveel van in doen. En dat is gebeurd.”

Luud: “Wij dachten echt dat we die twee kinderen ook nog moesten missen.”

Leidy: “Dat hebben we echt lange tijd gedacht. Ze hadden een veel te hoge bloeddruk en ze transpireerden veel.”

Ronald: “We moesten drie setjes kleren mee naar school, omdat we zo aan het zweten waren. We hadden blaren op onze handen en voeten.”

Luud: “Die jongens zijn binnenstebuiten gekeerd in het ziekenhuis. Bloedvatenonderzoek, isotopenonderzoek, noem maar op. Voor ons was het moeilijk om te accepteren. De professor in Nijmegen kon niks vinden. Ze stonden echt voor een raadsel.”

Michel: “Het was echt een rare tijd. Ik was superactief en was alleen maar op de gang aan het rennen. Soms zette ik de schoen tussen de voordeur, zodat ik ’s nachts om een uur of één rondjes om het huis kon rennen. Daarna kon ik weer een beetje slapen.”

Ronald: “Wij sliepen samen in het stapelbed en soms waren we drie nachten achter elkaar wakker. Geen probleem.”

Luud: “Dat kwam door de verhoogde adrenaline. Hun haren stonden soms recht overeind van het zweet. En dan zaten ze om drie uur ’s nachts met hun tweetjes op zolder achter de Commodore64. Ze speelden altijd De Olympische Spelen en op een gegeven moment konden ze alle volksliederen meezingen. Tot Egypte aan toe.”

Leidy: “Ze kregen medicijnen tegen de hoge bloeddruk en geleidelijk aan ging het beter. Ook omdat de melkkiezen, waar de vullingen in zaten, eruit gingen. Pas jaren later heeft een professor uit Nijmegen een artikel over Michel geschreven in een medisch tijdschrift. Daar is een reactie op gekomen vanuit Frankrijk van een kindje met exact dezelfde verschijnselen, dat kwikvergiftiging had. Op hun twaalfde zijn ze toen nog tien dagen samen naar Nijmegen geweest.”

Michel: “Wat een hel was dat.”

Ronald: “Hel? Super Nintendo, dat was te gek!”

Leidy: “Eerst hebben ze er drie dagen zonder medicijnen gelegen en toen kregen ze een capsule die moest reageren met het kwik. Daaruit bleek duidelijk dat er nog altijd kwik in hun lichaam zat. Vijf jaar nadat ze hun melkkiezen waren verloren dus.”

Michel: “Maar hoewel we ziek waren, hebben we toch een klas overgeslagen op de lagere school. Wij lagen altijd op grote kussens achterin de klas te kwijlen.”

Luud: “Ze vermoedden in eerste instantie dat het uitzaaiingen waren van tumoren in de bijnieren. In het ziekenhuis kwam de tijd met Edward ook heel sterk terug. We hebben nachten wakker gelegen met de gedachte van: moeten we die twee ook nog verliezen?”

Ronald: “Toen het weer wat beter ging op ons zevende, zijn we gestopt met voetbal, wat echt niet meer kon met zo’n hoge bloeddruk. Dus zijn wij ook begonnen met schaatsen en skeeleren.”

Harald: “Toen het kwik daalde, zijn ze gaan schaatsen. Mooie kop voor dit artikel.”