'Strijden voor de eer van het vaderland en Oranje' was heel lang het motto waarmee sporters voor hun land naar de Olympische Spelen werden uitgezonden. Siem Heiden en Willem Kos maakten in 1928 het doel van hun uitzending wel zeer letterlijk waar. De twee Hollandse polderjongens redden Prins Hendrik namelijk op de slotdag van de langebaanwedstrijden tijdens de Winterspelen in St. Moritz van de bevriezingsdood.

In 1928 was de schaatssport in ons land bezig langzaam uit een diep dal omhoog te klimmen. Langzaam, want de achterstand op de internationale top was in de jaren daarvoor tot een enorme kloof uitgegroeid. Wijnout Taconis was in 1911 de laatste Nederlander die aan een WK Allround had meegedaan. Het meest recente succes was de wereldtitel van Coen de Koning in 1905. En de nationale records stonden bijna allemaal nog op naam van Jaap Eden.

De begeleider van de Nederlandse ploeg, de latere bondsvoorzitter Gerrit van Laer, wees na het WK Allround in 1928 Siem Heiden en Willem Kos aan om ons land voor het eerst te vertegenwoordigen tijdens de Olympische Winterspelen.

Zestig jaar later herinnerde de toen 82-jarige Siem Heiden zich nog precies het ’olympische dorp’ in St. Moritz: “De kamers van de dependance van het hotel, waarin we ondergebracht zouden worden, waren vol. Er was nog alleen een badkamer over. We hebben wat planken op het bad gelegd en daar heb ik geslapen."

"Willem Kos sliep op de grond. Van Laer zat, op eigen kosten, in een luxe hotel. We hadden allebei nog een tientje zakgeld om twee weken door te komen. De armoede spoot gewoon je oren uit, en niemand die daar rekening mee hield. Dat waren onze Spelen. En toch waren we zo trots als een pauw.”

Slechte organisatie

De wedstrijden zelf bleken nog slechter georganiseerd dan het onderkomen van de rijders. Onder druk van de hoteleigenaren, de sponsors van de Spelen, was de aanvangsdatum van het olympisch evenement vastgesteld op 13 februari.

Dat de kans op een föhn in die periode zeer groot was, namen ze op de koop toe. Ze konden immers op deze wijze het lucratieve winterseizoen met twee weken verlengen. De toegangsprijzen waren aan het ’niveau’ van St. Moritz aangepast. Voor de schaatswedstrijden moest 5 tot 35 frank worden neergeteld.

Omdat de plaatselijke bevolking geen enkele ervaring had met schaatswedstrijden, deugde die organisatie evenmin. Programmaboekjes waren er niet en van de loting klopte niets. De baan werd in vier dagen geen enkele keer verzorgd en raakte volkomen uitgetrapt. Tijdens de wedstrijden werd op het middenterrein doodleuk ijshockey gespeeld, zodat er geregeld een puck over de baan vloog. Geen wonder dat Heiden en Kos zich in zo’n miserabele entourage niet echt op hun gemak voelden. De eer mee te mogen doen was hun enige stimulans.

Maandagochtend 13 februari lag de baan er voor de start van de 500 meter nog goed bij. Te goed misschien, want Willem Kos gleed in zijn rit tegen de Canadees Gorman al in de eerste bocht de baan uit. Heiden, rijdend op veel te grote schaatsen, bleef net overeind en werd met 49,9 27ste van de 33 gestarte rijders. Het goud werd gedeeld door de Noor Bernt Evensen en de grote van de Spelen van 1924, de inmiddels 34-jarige Fin Clas Thunberg (43,4).

De 5000 meter verliep heel wat beter voor het Nederlandse duo. Nadat Kos de Hongaar Eötvös met een schaatslengte had verslagen, zorgde Heiden met de Fin Bäckman voor de spannendste rit van de dag. Ook het gejuich van de Nederlandse kolonie op de tribune was enorm. Heiden werd uiteindelijk elfde in 9.10,0, nog geen 20 seconden achter olympisch kampioen Ivar Ballangrud (8.50,5), maar nog vóór de beroemde Fin Thunberg.

De volgende dag leek en voor de start van de 1500 meter nog weinig aan de hand. Het vroor licht en ondanks de uitgetrapte bochten waren de tijden redelijk. Thunberg nam revanche voor zijn matige 5000 meter en won, ruim voor het Noorse duo Evensen en Ballangrud. Heiden en Kos, die opnieuw viel, kwamen in de achterhoede terecht.

En dan is het half twaalf, vlak voor de start van de 10000 meter. Heidens favoriete afstand. Het is al 1 graad boven nul. De voorspelde föhn waait door het Engadin-dal. Na eindeloos geruzie over de loting werd om twaalf uur gestart. Precies vier ritten hield de baan het uit, voordat Andersson en Blomqvist in de vijfde rit letterlijk in de ijspap ‘verzopen’ en moesten opgeven. De critici hadden gelijk gekregen: half februari kon zonder risico geen Olympische Winterspelen worden georganiseerd.

Prins Hendrik

Nadat de wedstrijd aanvankelijk werd uitgesteld, volgde al gauw annulering, omdat de meeste rijders de volgende dag al weg zouden zijn. Ook Heiden bleef teleurgesteld aan de kant. Eén Nederlander trok zich het lot van het Nederlandse schaatsduo aan.

Heiden zestig jaar later daarover: “Toen de wedstrijd niet doorging, kwam Prins Hendrik naar ons toe en nodigde ons uit. We hebben drie glazen champagne bij hem gedronken, terwijl hij ondertussen behoorlijk pikante moppen vertelde. Later op de middag kwam we hem weer tegen. Hij zat helemaal alleen, zonder zijn begeleiders, onderuitgezakt in de sneeuw.”

De toestand waarin de beide schaatsers de Prins der Nederlander destijds aantroffen, hebben zowel Heiden en Kos nooit in het openbaar verteld. Zeker is dat de twee Hollandse polderjongens op dat moment Prins Hendrik van de bevriezingsdood gered hebben. Waarmee Heiden en Kos op wel zeer letterlijke wijze het doel van hun uitzending naar de Spelen, ’strijden door de eer van het vaderland en Oranje’, tenslotte toch nog waarmaakten.