Het moet een prachtig schouwspel geweest zijn op die woensdag 19 januari 1887, in de uiterwaarden van de Lek bij Slikkerveer. Voor het eerst in de geschiedenis werd een nationaal schaatskampioenschap georganiseerd en uit het hele land glibberden belangstellenden over de beijzelde dijkjes om niets van het schouwspel te hoeven missen.

Dankzij Pim Mulier, de man die in 1892 ook aan de basis stond van de oprichting van de ISU, beschikken we over een eerstehands ooggetuigenverslag van een nieuw fenomeen in de schaatssport: de strijd om het nationale kampioenschap. Al heette dat toen het ’Meesterschap van Nederland’.

Overzichten van Nederlandse schaatskampioenschappen plegen te beginnen in 1901. In dat jaar werd in Leeuwarden ter ere van het 50-jarig jubileum van de plaatselijke ijsclub een “Wedstrijd van Amateurs op de Lange Baan” georganiseerd over drie afstanden met als inzet het “Kampioenschap van Nederland”.

Het toernooi in 1901 in Leeuwarden, dat destijds op een doordeweekse dinsdag werd verreden en zo weinig persaandacht kreeg dat alleen de eerste drie rijders van het klassement bekend zijn, was zeker niet het eerste nationale kampioenschap dat de toen nog niet koninklijke NSB had georganiseerd.

Het zou ook wat vreemd zijn geweest. Want waarom werd anders al in 1882 een nationale schaatsbond opgericht? Inderdaad, vooral om wedstrijden te organiseren, en bij wedstrijden horen kampioenschappen. Want daar gaat het in de sport om. En daar waren de vele sportorganisaties die aan het eind van de negentiende eeuw werden opgericht vooral voor bedoeld: wie de beste van zijn land is en wie de beste van de wereld?

Bij de opkomst van het langebaanschaatsen in het laatste kwart van de negentiende eeuw kwamen er steeds meer schaatsers die in de pers verkondigen dat zij zichzelf als dé ’championskater’ beschouwden. Zij daagden een ieder uit om – liefst om flinke geldprijzen – de aan zichzelf toegekende titel op het spel te zetten.

Om die wildgroei aan kampioenen en kampioenschappen te reguleren was een officiële bond nodig. Zo ontstonden in tal van vooraanstaande schaatslanden zoals Noorwegen, Rusland, Amerika, Duitsland en ook Nederland aan het einde van de negentiende eeuw nationale schaatsbonden. Bonden die zich in 1892 op een historische bijeenkomst in het Kurhaus in Scheveningen aaneensloten om de organisatorische ontwikkeling van de schaatssport te bekronen met de oprichting van de Internationale Schaats Unie.

Eerste doel

Het eerste doel van de kersverse Nederlandsche Schaatsenrijders Bond was het organiseren van een grote internationale wedstrijd. Dat lukte voor het eerst op 28 januari 1885, op de Groote Wielen bij Leeuwarden. Vanzelfsprekend ging de aandacht daarbij uit naar de profs. De zogenaamde ‘liefhebbers’ stonden toen – ook bij de NSB – beduidend lager in aanzien.

In 1887 kregen ook de amateurs aandacht van de bond. Zij vormden tenslotte de bakermat van het schaatsenrijden en hadden recht op een eigen kampioenschap. In navolging van andere landen organiseerde de Nederlandse schaatsbond daarom op 18 januari 1887 grote internationale wedstrijden, waarbij zowel voor profs als voor amateurs het ’Meesterschap van Nederland’ op het spel stond.

Opmerkelijk is de benaming van het kampioenschap als ’meesterschap’. Het van het Duitse ’Meisterschaft’ afgeleide woord (dat ook in Scandinavië als ’Mesterskapet’ gangbaar was) zou pas later in het dagelijkse taalgebruik door het uit het Engels afkomstige woord ’kampioenschap’ worden vervangen.

Ook de openstelling voor buitenlandse rijders aan een nationaal kampioenschap doet in hedendaagse ogen misschien wat vreemd aan, maar ook dat was in die tijd, bijvoorbeeld in Duitsland en Oostenrijk, niet ongebruikelijk. Er bestonden tenslotte nog geen officiële internationale kampioenschappen, en elke kans om internationale toppers aan de start te krijgen moest worden aangegrepen. En een nationale titel verhoogde het aanzien van zo’n wedstrijd.

Zo werd in 1887 in ’vogel-perspectief’ de ijsbaan van Slikkerveer getekend. De baan – in hoefijzervorm – had een lengte van precies één mijl.

Spektakelstuk

Zo werd op woensdag 19 januari 1887 in de Uiterwaarden van de Lek bij Slikkerveer het eerste hoofdstuk geschreven in de geschiedenis van het Nederlandse schaatskampioenschap. En wat voor een hoofdstuk! Ondanks de lichte dooi stroomden publiek en rijders massaal toe.

Niemand had daar op gerekend. De enige cafébaas langs de baan raakte al snel door zijn mondvoorraad heen, onbekend als hij was met zulke spektakelstukken. Het mocht de feestvreugde niet drukken. Op de startlijst met 37 namen prijkte zelfs de naam van bondssecretaris Van Buttingha Wichers, die bovendien verantwoordelijk was voor de tijdopnames.

Op de hoefijzervormige baan van precies één Engelse mijl, waar het publiek vanaf de dijk uitstekend zicht op had, plaatsten de Engelsman Tebbutt en de Nederlanders Van Vollenhoven, Van Blommenstein en het aanstormende talent Klaas Pander zich voor de dubbele eindstrijd. Het was echter Tebbutt die met een tijd van 3.57,0 het eerste officiële kampioenschap van Nederland voor zich op zou eisen.

Van Vollenhoven en Pander, die in de finalerit exact dezelfde tijd noteerden (4.03,0), moesten in een extra rit onderling ’om premie en derde prijs’ strijden, een rit die door Van Vollenhoven werd gewonnen. Helaas kon het kampioenschap voor de profs wegens de dooi niet doorgaan.

Bij het Bondscongres van 1887 werd met trots op het eerste kampioenschap van Nederland teruggekeken. Alle aangesloten clubs wilden de traditie voortzetten en besloten om bij de eerste gelegenheid de titelstrijd te laten verrijden op de gloednieuwe baan van ‘Thialf’ in Heerenveen.

 

Volgende kampioenschappen

Door de steeds vollere internationale schaatsagenda – in Amsterdam werd vanaf 1889 zelfs jaarlijks om een officieus wereldkampioenschap gestreden! – duurde het tot december 1890 voordat het tweede nationale schaatskampioenschap verreden kon worden.

Op de “fraaiste banen die ooit voor wedstrijden in orde gemaakt zijn” (aldus Mulier) was de Amerikaan Joe Donoghue in Heerenveen bij de amateurs een klasse apart. Klaas Pander was met een derde plaats op de mijl de enige Nederlander die een top-drieklassering wist te behalen. Bij de profs, die strijd leverden op een kwart en een hele mijl, gingen de titels naar de Friese kortebaancrack Klaas Hanje en de Engelsman Smart.

Het kampioenschap van Nederland voor 1892 werd aan Groningen gegund, maar kon door de kwakkelwinter pas een jaar later verreden worden. Omdat in de zomer van 1892 de ISU was opgericht, en daarmee het wereldkampioenschap een officiële status had verkregen, werd de nationale titelstrijd alleen opengesteld voor rijders uit eigen land.

Op 11 januari 1893 won Jaap Eden op de Paterswolder Plassen het NK, dat gold als opwarmertje voor het WK in Amsterdam. Eden reed  op de 1500 meter met 2.35,0 een nieuw wereldrecord. De ’open’ internationale wedstrijd over vijf kilometer was eveneens een prooi voor Eden met 9.16,8.

Ook in 1895 werd nog een titelstrijd verreden, die in veel historische boeken als ’vergeten kampioenschap’ niet voorkomt. Het betekent in ieder geval dat we op 27 en 28 december 2014 in Heerenveen de 77e allroundtitelstrijd tegemoet gaan.