Weer was hij er niet bij tijdens de Olympische Spelen, voor de tweede keer op rij. Hij, het talent, de belofte, kon zich niet plaatsen op de 1000 en de 1500 meter van Sotsji. Victoria Koblenko zoekt samen met Kjeld Nuis naar antwoorden op de vraag: waarom niet?

In de aanloop naar de Olympische Spelen van Vancouver in 2010 werd je derde op de 1000 meter tijdens het kwalificatietoernooi en leek je deelname aan de Spelen veilig. Maar Jan Bos had een beschermde status en plaatste zich ten koste van jou met zijn zesde plek. Toen kon je ook al fluiten naar je olympische kans.
“Ik reed toen zo’n gruwelijk persoonlijk record op de 1000 meter.”

Je reed ook het afgelopen olympische seizoen goed. Je was dé belofte voor Sotsji.
“Ik verpruts het gewoon op een moment.”

Een beschermde status had je goed van pas gekomen.
“Maar die is intussen afgeschaft.”

Dan sta je daar aan de start, je hoort het startschot, wat voor gedachtes gaan er door je heen?
“Ik probeer niet teveel te denken, denk alleen maar: harder, harder, HARDER.”

Maar dat heb je vaker gedacht.
“Daarom. En dus moet je op zo’n moment niet denken, maar gewoon doen wat je doet, want dat doe je het hele jaar al. Waarom zou je nu iets extra’s moeten doen, terwijl je altijd al volle bak gaat? Het hele jaar door zeg je tegen jezelf het is ‘maar’ een wedstrijd en dan maak je het in je hoofd tóch spannender dan het is.”

Doe jij dat zelf?
“Ja, maar de mensen om me heen ook.”

Welke mensen?
“Mensen die zeggen dat je een held wordt.”

Maar voor sommige mensen bén je een held. Ze hebben Arie Koops (directeur sport van de KNSB) brieven gestuurd omdat ze het zo onrechtvaardig vonden dat je niet naar de Spelen mocht.
“Tja. De Spelen zijn ook het mooiste wat er bestaat.”

Foto : Marcel Krijger

Bloed op het kussen

Een jongensdroom die wederom in duigen viel. Wanneer begon die droom zich af te tekenen?
“Toen ik drie was. Ik zag een blonde kop op tv met z’n handen omhoog en een medaille om z’n nek. En ik dacht: dat móet ik ook.”

In de tijd van Rintje?
“Ik zat dat voor de tv na te doen. Bij m’n oma thuis. Hakje in de vloer en dan gaan. Ik zei tegen m’n opa dat ik wilde schaatsen. Zijn schaatsen, maat 40, daar zwommen m’n voeten in. En toen heeft m’n pa schaatsen voor me gekocht. Sinds ik zeven ben wil ik de beste van de wereld worden.”

Dan komen de ijsverenigingen, de kampioenschappen in Groningen waar je ouders je om vijf uur zaterdagochtend heen rijden.
“Waar je dan achtste of twaalfde wordt.”

En dan denk je nog steeds dat je ooit olympisch schaatser wordt?
“Je kijkt constant ergens tegenop. Vanaf een kleine baan in Leiden lijkt de 400-meterbaan in de Uithof al heel wat. Vanaf het Gewest is Jong Oranje in zicht met de trainingskampen, snelle pakken en de latex shit erop. Vanuit daar kijk je natuurlijk op tegen teams als TVM en DSB. En het enige wat ik dacht was: fuck, dat wil ik ook.”

Wanneer werd het menens?
“Na het auto-ongeluk. We klapten met zeventig kilometer per uur op een file. Ik zat achterin en droeg geen gordel, kwam met mijn hoofd tegen het portier. Ik werd wakker na de operatie met m’n hoofd vastgeplakt aan het kussen door al het bloed. Mijn oogkas was op drie plekken gebroken. M’n jukbeen was naar binnen geslagen. Mijn vader kwam me ophalen uit het ziekenhuis. In de lift zag ik mezelf voor het eerst en begon te janken. Het zag eruit alsof het nooit meer goed zou komen.”

Je hebt een jaar lang niet kunnen trainen.
“Ik werd zelfs uit het Gewest gezet. Mijn lengte bleef een jaar hetzelfde. Die groeicurve topte af. Ik zag jongens in de kleedkamer groot worden. Sommigen hadden al borsthaar en ik zat daar met mijn 155 centimeter. Op die leeftijd wil je gewoon haar op je zak, weet je.”

Heb je toen overwogen niet meer te gaan schaatsen?
“Mijn vader zei: ‘Je kan nu iets anders gaan doen, maar je grootste concurrent ben je zelf.’ Hij heeft een schema voor me gemaakt en ik ben gaan trainen. Op het NK schaatste ik de mensen van het Gewest eruit. Ik had van Frank Meeuwis z’n pak geleend. Afgrijselijk ding, zilver met van die vierkantjes erop. Ik leek wel een Power Ranger.”

Dat pak hè? Voel je je niet naakt?
“Nee hoor. Dat is echt zo’n vrouwenvraag.”

Ik vraag het ook namens alle vrouwen die het willen weten. Daar loopt je Facebookpagina vast van over, van al die dames die opeens wel naar schaatsen kijken.
“En willen weten wat er onder dat pakje zit. Als je nog nooit op tv bent geweest en je krijgt na een uitzending dat soort reacties op Facebook, dan denk je wel ‘mooi werk’.”

Foto : Marcel Krijger

Het grote geld

Wat was je geworden als schaatsen niet gelukt was?
“Het was wel gelukt. Ik won de World Cup voor junioren in Groningen op twee afstanden. En toen ging m’n telefoon. Privénummer.”

Jac Orie?
“Ik ging door het lint. DSB was zo’n tof team met Simon Kuiper, Stefan Groothuis, Mark Tuitert. Met het olympisch jaar op komst. Jac heeft me ‘gestald’ bij het Gewest. Ik kreeg geen salaris, maar profiteerde van alle faciliteiten van het DSB-team, mocht mee met alle trainingskampen.”

Toen was Dirk Scheringa nog vrijgevig…
“Mart Smeets zei een keer dat ik zo goed had gereden dat DSB me er fulltime bij vroeg.”

Een maand later ging de DSB Bank over de kop.
“Bij de opvolger, Control, kreeg ik een tweejarig contract na mijn eerste medaille op het WK.”

Maar het bedrijf Control werd verkocht en trok zich terug uit het schaatsen.
“Toen hebben we de NK gereden in sponsorloze pakken. ‘Team zonder naam wint…’”

Hoe was die naamloze periode voor het teamgevoel?
“We kwamen bij elkaar om te beslissen of we bij elkaar zouden blijven. Of we op trainingskamp zouden gaan en bereid waren daar zelf voor te betalen. Dat waren we.”

Maar Mark vertrok vrij plotseling.
“Ja. Vlak voor de NK afstanden ging hij naar een ander team.”

Begon het team toen uit elkaar te vallen?
“Ik voelde me wel genaaid. Ik had met Mark het huis waarin ik nu woon uitgezocht. Hij woonde hier in Heerenveen. We gingen altijd samen naar de ijsbaan. Dan maak je in je eerste professionele jaar mee dat hij olympisch goud wint. Fuck man, dat wilde ik ook!”

Ging hij voor het grote(re) geld?
“Hij wilde af van de stress van het zoeken naar een sponsor.”

Stichting Control had betalingsachterstanden bij de schaatsers. Je mist dan al een paar maanden salaris, gaat over op een paar maanden uitkering van de UWV en dan begin je aan je spaargeld. Was de druk groot om een sponsor te vinden?
“Je hebt er als sporter natuurlijk geen benul van dat bij Control de begroting niet in orde is. Het zoeken naar een sponsor ging eerst heel kneuterig. Daarna heeft sportmarketingbureau Triple Double de beste merken gezocht bij het DNA van ons team. Toen kwam BrandLoyalty.”

Maar je liep vast een hoop mis toen je niet naar de Spelen ging?
“Het klinkt als een cliché, maar ik ga nog steeds elke ochtend, behalve de eerste twee ochtenden na het olympisch kwalificatietoernooi, met onwijs veel zin naar die schaatsbaan. Toen ik bij de ploeg kwam, werd ik niet betaald, ik dacht fuck it, ik bewijs me wel. De dag dat je aan geld gaat denken kun je beter stoppen.”

Skatecultuur

Kun je hier al een les uit trekken?
“Ik ben er nog niet helemaal uit wat het is. Wat er in mijn hoofd gebeurt vlak na de start. Wat voor gevoel of wat voor gedachte dat is. Terwijl je weet dat je goed genoeg bent.”

Maar het gebeurt wel twee van de drie afstanden achter elkaar.
“Maar het is niet zo dat ik nu de les kan trekken dat ik de volgende keer voor 98 procent moet gaan. Zo makkelijk is dat niet.”

Wat kun je dan wel concluderen?
“Dat ik toch beter m’n best had moeten doen op school?”

Grapjas.
“Ik heb mijn school totaal verneukt. Het begon allemaal met een goede score van mijn CITO toets. Maar ik had ADHD en ik was niet te remmen. Ik kreeg VMBO advies en stroomde op havo/vwo niveau binnen. Maar ik trok naar een aantal pipo’s en vanaf het derde jaar verslapte mijn aandacht.”

Natuurlijk, want je had je levensinvulling al gevonden.
“Ik hoefde toch alleen linksaf, dat kan elke mongool, dus ik zag niet het nut van school.”

Wel van het skaten op school?
“Skaten is een apart cultuurtje. Er wordt veel drugs gebruikt. Dat doe ik dan niet. Vroeger deed ik dat wel. Vanaf een jaar of vijftien.”

Hoeveel hersencellen zijn in die rook blijven hangen?
“Ik deed het alleen in de zomer. Op mijn zeventiende ging ik voor Jong Oranje en toen heeft mijn vader me op het juiste moment afgeremd. Vanaf toen heb ik het niet meer aangeraakt. Ik ga ook nooit een pil slikken. Vrienden van me doen het. Van mij hoeft het niet. Mensen snuiven weleens, maar daarvan denk ik ook niet goh, dat lijkt mij nou geweldig om te doen. Ik heb een keer iemand de deur uit gezet die het bij me thuis deed.”

Hoe gingen je ouders om met je puberale neiging naar subculturen?
“Er waren kansloze lui die alleen op school kwamen om te dansen. Ik voelde me fijn bij dat soort types. Ik had m’n haar ingevlochten en wilde zo’n Karl Kani trui, weet je wel, en Timberlands aan. Jac noemt me nog altijd ‘negertje’. Altijd een petje op, elk trainingskamp nieuwe schoenen aan.”

Maar die Karl Kani trui mocht je niet van je vader?
“Ondanks dat ik kleedgeld kreeg.”

Held!
“Hij legde me uit dat het gewoon geen match was, die subcultuur en de sport. Mijn vader wist dat ik blowde. ’s Ochtends de ballen uit je broek trainen en dan blowen. Dat kan niet.”

Dus als je niet voor het schaatsen was gegaan, was je nu vast aan het dealen?
“Ik ben voor het schaatsen gegaan.”

Nieuwe onderbroek

Wanneer wist je dat het gedaan was met de olympische belofte?
“Pas toen ik de tijd op het bord zag.”

Toen pas? Is dat niet raar?
“Fokkin’ raar! M’n kop was er niet bij. Ik wilde te hard, maakte me moe bij 1000 meter. Bij de opening merkte ik dat ik naast mijn tegenstander lag. Die móet ik dan hebben. Ik was bezig met alles wat komen ging. Ik móet het halen. Want als ik het niet haal, dan dit…of dat… Straks die bocht goed aansnijden...”

Janken in de kleedkamer?
“Jac zet z’n schouders op me en probeert me normaal te krijgen.”

Slaap je dan een nacht niet?
“Ik was zo moe van het gejank en alle gedachten dat ik wel tot rust kwam.”

Zonder pilletjes?
“Ik had er wel een gewild.”

En dan the day after…
“Train ik weer perfect.”

Wat zegt Jac dan?
“‘Had je dat niet effe gisteren kunnen doen?’”

Au.
“Nee hoor, hij ziet aan mijn hoofd of ik het al kan hebben.”

Ben je bijgelovig?
“Nee. Vroeger wel. Toen moest ik elke keer een nieuwe onderbroek aan. Ik had een keer goed gereden en dacht dat het werkte. Maar je bent gewoon zo goed als dat je in je lijf en in je hoofd bent.”

En je was te goed in je hoofd.
“Dan raak je hem gewoon niet.”

Wat moet je doen om het te raken?
“Als het lekker gaat tijdens het trainen, moet je het daar gewoon bij laten. En rustig blijven en dat heb ik niet gedaan. Ik heb me extra druk gemaakt, omdat ik het extra goed wilde doen. Dat beetje extra, daar ga je aan ten onder.”

Dit is dus een mentaal ding. Het moet een controleerbaar beheersbaar element worden.
“Dat je tijdens een training van hot naar her springt is niet erg. Ik ben dan af en toe een ongeleid projectiel. In de zomer kun je zo hard trainen als een malle, als je een keer te hard traint, lig je op bed, maar in de winter moet je rustig proberen te blijven. Alles wat je té doet is loze kracht. Dat noemen ze pieken en dat vind ik blijkbaar moeilijk.”

Lastig met die ADHD.
“Ja, man…”

Wat ga je eraan doen?
“Ik geloof niet in sportpsychologie. Die mensen laten me alleen nog maar meer denken.”

Of ontdenken!
“In het dagelijks leven doe ik altijd lijp. Jac ziet aan mij vlak voor de start of ik te gespannen ben. En hij is heel goed in me dan op het juiste pad te krijgen. Dat is nu even niet gelukt. Ik wilde het gewoon te goed doen. Als ik niet denk, dan gaat het altijd goed.”

Tot slot, wie is Kjeld Nuis behalve de schaatser?
“Dat is een kutvraag. De moeilijkste vraag die er is. Kjeld is iemand die van heel veel dingen een uitdaging maakt, die graag in het gezelschap is van veel vrienden waar-ie vaak de grootste bek wil hebben.”