De verbouwing van het oude en de realisatie van het nieuwe Thialf is in volle gang. Er zijn maar weinig mensen die de evolutie van het schaatsmekka van Nederland de afgelopen decennia van zo dichtbij heeft meegemaakt als oud-schaatser Falko Zandstra (43). Zijn ouderlijk huis staat er om de hoek en de Fries beschikt dan ook over een schat aan mooie anekdotes en herinneringen.

Falko Zandstra is een kind van Thialf. Hij is er praktisch geboren en getogen. Zijn ouderlijk huis staat op een steenworp afstand van het gerenommeerde schaatsstadion. Als klein mannetje werd hij eind jaren zeventig lid van de Hardrijders Club Heerenveen en dus was hij vaak op de toen nog open ijsbaan te vinden. Zijn moeder hield vanuit huis alles in de gaten wat er rond Thialf gebeurde. Als ze zag dat Falko’s kameraadje richting de ijsbaan fietste, spoorde ze haar zoon aan om zijn spullen te pakken en ook te gaan schaatsen. De jonge Falko was in die tijd al een tikkeltje lui en had soms een duwtje in de rug nodig, maar hij had enorm veel plezier als hij op het ijs stond.

“We trainden één of twee keer per week met de vereniging, maar daarnaast gingen we ook geregeld op eigen initiatief schaatsen,” vertelt Zandstra in een ontvangstruimte van zijn kantoor in Heerenveen waar de grote prijzenkast met zijn gewonnen medailles en trofeeën direct in het oog springt. “Dat was spelenderwijs trainen. Rondjes maken, spelen op de uitloopbaan die naast de grote baan lag en plezier hebben. Daar waren we dan de hele dag zoet mee. Er waren altijd kinderen aan het schaatsen en ik wilde natuurlijk sneller zijn dan mijn vriendjes dus ik was er wel mee bezig, hoor.”

Op de tribune was Falko niet vaak te vinden tijdens grote toernooien. Ja, hij was aandachtig toeschouwer toen Hilbert van der Duim in 1980 wereldkampioen allround werd, maar de meeste tijd was hij achter de opgebouwde stellages met vriendjes aan het ‘klootviolen’. In de daaropvolgende jaren had hij vanuit zijn huis een perfect uitzicht op de werkzaamheden die aan het stadion werden verricht en uiteindelijk in 1986 leidden tot het nieuwe, revolutionaire en overdekte Thialf. Zes jaar later stond Falko Zandstra er in het middelpunt van de aandacht toen hij op 21-jarige leeftijd Europees kampioen allround werd.

“Dat is mijn meest levendige herinnering aan het oude Thialf. Ik mocht voor het eerst meedoen bij de senioren en won op mijn thuisbaan meteen het EK. Tijdens de ceremonie werd voor het Wilhelmus eerst het Friese volkslied gespeeld. Dat was geweldig. Ik vond het toch wel heel bijzonder. Zeker omdat het daarna nooit meer is gebeurd. Het had namelijk niet mogen worden gespeeld. Een jaar later prolongeerde ik de EK-titel. Dat was ook mooi, maar het miste toch dat beetje extra wat er in 1992 wel was met het Friese volkslied.” 

Warm bad

De charme van het ‘oude’ Thialf zat ’m volgens Zandstra vooral in het publiek, dat voor een heerlijke schaatssfeer zorgde. “Officieel mocht het niet, maar er waren zeventienduizend toeschouwers in het stadion. Het was spectaculair, echt. Als het spannend werd en de mensen gingen schreeuwen, was het geluid oorverdovend mooi. Het is heel moeilijk te omschrijven, je moet het een keer hebben meegemaakt. In een bocht klonk het geschreeuw en gejuich van het publiek als een straaljager. Je ging er harder van schaatsen en het kon je tijdens een race net dat zetje geven om over het dode punt te komen. In mijn tijd werden er na de races nog ladingen knuffels op het ijs gegooid. Ook dat was geweldig!”

‘Ik mocht voor het eerst meedoen bij de senioren en won in Thialf meteen het EK’ | Foto : Soenar Chamid

“Heb ik vier van mijn zes persoonlijke records in Thialf gereden? Dat wist ik niet. Toen ik vorige maand bij De Wereld Draait Door werd uitgenodigd om over Thialf te praten, heb ik op internet mijn Wikipedia-pagina moeten bekijken om het een en ander over mezelf te achterhalen. Geen idee. Het is goed mogelijk dat het publiek me dat beetje extra gaf.”

Thialf voelde jarenlang als een warm bad voor Zandstra en de andere schaatsers. Het was als een vertrouwd huis, hij kende alle hoeken en gaten van het stadion. Dat de route van de ijsbaan naar het krachthonk bijvoorbeeld via de hal liep waar de Zamboni’s stonden, was niet meer dan normaal. “Mensen die voor het eerst in Thialf kwamen en dat zagen, dachten misschien: wat is dat voor achenebbisj gedoe, maar voor ons als sporters was dat gewoon Thialf. Alle deuren stonden bij wijze van spreken open, alleen bij belangrijke wedstrijden werden de kleedkamers afgeschermd. Mijn favoriete plek? Ik kwam rond wedstrijden graag in openbare ruimtes. Dan kon ik tussen de afstanden door lekker een balletje trappen of met mensen praten. Ik ging niet stil in een hoekje zitten wachten. Ik was meer van het flierefluiten en lekker met het publiek bezig zijn. Dat was mijn manier van ontspannen naar een wedstrijd toeleven.”

Crisisjaren

In 1998 stopte Zandstra met schaatsen. Naast die twee Europese titels in Thialf werd hij onder meer wereldkampioen allround (1993) en hij veroverde olympisch zilver in 1992 (5000 meter) en olympisch brons in 1994 (1500 meter). De ijzers werden ingeruild voor een eigen bedrijf: Falko Dak & Wand, gespecialiseerd in dak- en wandbeplating voor onder meer agrarische gebouwen, bedrijfspanden en woningen. Ondanks het feit dat zijn ouders er om de hoek wonen, liet Zandstra de jaren daarna nooit zijn neus zien in Thialf.

“Ik was er wel klaar mee. Ik kreeg wel uitnodigingen van de KNSB, maar dan zat je op een tribune met allerlei oud-schaatsers. Eén keer is dat wel leuk, maar als je elke wedstrijd dezelfde mensen tegenkomt en niet verder kunt komen dan de tribunes omdat er steeds meer wordt afgeschermd, wordt het zo beperkt. Ik had ook geen behoefte om wedstrijden te kijken. Ik ben iemand die het zelf wil doen. Ha, mijn vrouw heeft denk ik een prima vent aan mij want thuis kijk ik ook nooit sport.”

Bijna exact een jaar geleden was hij op uitnodiging van het gewest Friesland, waar hij sinds een paar jaar in de technische commissie zit, toevallig wel aanwezig in Thialf tijdens het WK allround. Zandstra werd echter onwel, voelde zich slecht en spoedde zich naar het nabijgelegen ouderlijk huis, waar hij zijn auto had geparkeerd. “Mijn vader zei: ‘Wat is er met jou aan de hand? Heb je gevochten of zo?’ Ik was bleek en had een heel rare blik in mijn ogen. We zijn naar het ziekenhuis gegaan om het te controleren. Ik had driekwartier lang een redelijk hoge hartslag. Dat kwam puur door de adrenaline die door mijn lichaam was geschoten vanwege de angst toen ik onwel werd. Daarna ging het wel weer. Er was verder niets aan de hand, maar het waren toch nare momenten.”

Zijn slechte toestand was een gevolg geweest van de stress die zich had opgestapeld in zijn hoofd en lijf. Net als zoveel anderen heeft ook het bedrijf van Zandstra moeilijke jaren achter de rug door de crisis. Hij heeft zelfs vijf personeelsleden moeten ontslaan. “Dat gaat je niet in de koude kleren zitten. Ik heb een gezin dat ik moet onderhouden. Als het fout was gegaan, hadden we van een uitkering moeten leven en hadden we met de kinderen niet meer de dingen kunnen ondernemen die we nu doen. Dat soort zaken spookten door mijn kop. Stress zit voornamelijk tussen je oren, maar uiteindelijk ga je het lichamelijk ook merken. Het zal een signaal zijn geweest dat ik te ver was gegaan. Op dit moment gaat het gelukkig weer beter met het bedrijf. We hebben vorig jaar een klein plusje gedraaid, al blijven het lastige tijden.”

‘Als mensen tegen me zeggen dat ik niet meer de Gespierde Spijker ben, dan raakt dat me’ | Foto : Soenar Chamid

Mijmeren over vroeger

Ook met de goedlachse Zandstra gaat het weer een stuk beter. Sinds de gebeurtenis van vorig jaar probeert de oud-schaatser beter op zijn gezondheid te letten. Hij praat geregeld met een vertrouwenspersoon. Geen psycholoog, gewoon iemand waar hij mee kan sparren en die hem een spiegel voorhoudt. “Ik ben een gevoelsmens, je kunt me diep raken. Daarom heb ik geleerd om mensen wat meer op afstand te houden. Dat lukt aardig. Word ik wel geraakt, dan vind ik dat niet prettig en gaat dat aan me knagen.”

“Misschien is het belachelijk, maar als mensen tegen me zeggen dat ik niet meer de Gespierde Spijker ben, dan raakt dat me. Ook al bedoelen ze het niet verkeerd. Dan denk ik: ik ben inderdaad iets molliger geworden. Eigenlijk wil ik dat niet, wil ik weer wat strakker worden. Dat ligt aan mezelf. Ik moet weer gaan sporten. Ik wil het ook graag, maar ik heb niet die drive en moet een stok achter de deur hebben.”

“Aan de andere kant maak ik lange dagen op het werk. Ik heb drie kinderen en ook mijn vrouw verdient aandacht. Na een lange dag is mijn energie wel op en heb ik geen zin meer om te sporten. Ik heb trouwens wel met Ids Postma, die de scouting doet bij het gewest Friesland, de afspraak gemaakt om vanaf volgend seizoen één keer per week te gaan schaatsen. Vaste prik. Gewoon lekker in het publieksuur rondjes draaien en een beetje ouwehoeren.”

Het hoofdstuk is alweer dik vijftien jaar geleden afgesloten, maar Zandstra mist het schaatsen nog steeds. “Daarom ben ik ook bij het gewest aan de slag gegaan. Het is leuk om weer een beetje in het wereldje te zitten. Ik mis de sfeer, lekker op het ijs staan…Ik zou mijn schaatsloopbaan zo over willen doen. Niet anders, gewoon zoals het is gegaan. Het was een fantastische tijd.”

Over aandacht had de schaatsheld in zijn hoogtijdagen niet te klagen. Het regende fanmail van verliefde vrouwen. Sommige dames stuurden zelfs hun slipje mee. Zandstra kan er nog altijd smakelijk om lachen. Hij wordt nog geregeld herkend op straat, maar niet altijd zoals je zou verwachten.

“Een paar jaar terug zat ik in een restaurant in het midden van Nederland toen de kok naar me toe kwam. Hij zei: ‘Ik ken jou ergens van’. ‘Dat zou best kunnen, joh. Wij gaan in het restaurant zitten. Als het je te binnen schiet, moet je maar even langskomen’, antwoordde ik. Even later kwam hij terug. ‘Ik weet het weer, van de slagervakschool’. ‘Precies!’ zei ik. Prachtig was dat. Dat soort dingen zijn fantastisch. Op de camping hoor ik het ook geregeld. Van de golfbaan, van de tennis, van vroeger op school…Maar er zijn ook nog genoeg mensen die me van het schaatsen kennen, hoor.”

‘Ga maar in een leeg Thialf schaatsen, dan ben je niet vooruit te branden.’ | Foto : Soenar Chamid

Heeft hij ergens spijt van als hij terugkijkt op zijn schaatsloopbaan? “Natuurlijk heb ik van sommige dingen spijt. Als ik in 1995 bij Sanex was aangesloten, had ik waarschijnlijk een paar jaar langer door kunnen gaan. Maar het seizoen was al begonnen en Patrick Wouters kon nog niet zwart op wit en met honderd procent zekerheid zeggen dat het door zou gaan. Ik koos uiteindelijk voor de kernploeg. Dat kwam ook omdat ik al een huis had en met vaste lasten zat. Rintje Ritsma woonde nog thuis en vond het geen probleem om een maand te moeten wachten. Bij mij lag dat anders. Dat had ik misschien anders moeten doen, maar zo is het nu eenmaal niet gegaan.”

Het nieuwe Thialf

Van enige weemoed is dus wel sprake, maar meer ook niet. Voor Zandstra is zijn eigen onderneming nu zijn grote passie. Hij stopt er bloed, zweet en tranen in. Eind vorig jaar hoopte hij vurig om onderdeel uit te gaan maken van de realisatie van het nieuwe Thialf. De partij die het megaproject binnen wilde halen, kwam bij hem langs op kantoor met de vraag of hij, net als andere mensen die een binding met het stadion hebben, een verhaaltje wilde schrijven voor een presentatieboek dat de desbetreffende partij wilde gebruiken voor het binnenhalen van de opdracht. Dat wilde Zandstra wel, mits hij een prijs zou mogen maken voor de beplating van het dak als de partij de opdracht zou mogen uitvoeren. Dat was geen probleem. De uitnodiging voor het opzetten van een offerte kreeg hij nog binnen, maar zijn eerste vragen werden al niet beantwoord. Sterker nog, er werd amper nog gereageerd. Van een offerte uitbrengen kwam het nooit. De opdracht ging naar een ander bedrijf en Zandstra heeft tot op de dag van vandaag niets meer vernomen van de oorspronkelijk geïnteresseerde partij.

“Het doet me pijn om de hal nu te zien veranderen. Ik had er mee bezig kunnen zijn. Als mijn prijs niet concurrerend was geweest met die van een andere partij, had ik het nog begrepen. Maar ik heb niet eens de kans gekregen om ervoor te strijden. Dat vind ik heel jammer en niet fair. Er staat een schaatsbeeld van mij bij de ingang van het stadion, ik heb er een groot deel van mijn leven doorgebracht. Het voelt als mijn Thialf. Wat was er nou mooier geweest dan dat ik het dak op het nieuwe Thialf had mogen bouwen? Helaas, het is erg spijtig.”

De wrok is nog niet helemaal verdwenen, maar het weerhoudt hem er niet van zijn licht te laten schijnen op het nieuwe Thialf en de eisen waar het zijns inziens aan moet voldoen. “Het stadion is 28 jaar oud. Die moderne ontwikkelingen zijn niet te stoppen. Zo moet het ook zijn. Ik hoop alleen dat de akoestiek hetzelfde blijft en dat het publiek blijft komen. De prijzen van de tickets moeten echt niet nog hoger komen te liggen. Het is voor gezinnen straks niet leuk meer om honderden euro’s te moeten betalen om een dagje schaatsen te kijken. Dat kan gewoon niet. En de toeschouwers zijn erg belangrijk, want zoals ik al eerder zei: het zijn de mensen die de sfeer maken. Ga maar in een leeg Thialf schaatsen, dan ben je niet vooruit te branden.”