Tickets
Shop
Nieuws 19 aug 2018

Van skeelerpiste naar wegparcours: drie verschillen

Een internationaal inlinekampioenschap bestaat uit een weg- en pistetoernooi. Na drie volle dagen op vesmaco, verplaatsen de deelnemers zich na een welverdiende rustdag naar het asfalt. Maar wat is nu eigenlijk het grootse verschil tussen deze onderdelen, en waar moet je als inlineskater zoal rekening mee houden?

1. Ondergrond & onderdelen
De piste en het wegparcours zijn twee verschillende banen. De piste heeft twee rechte stukken van dezelfde lengte en symmetrische naar buiten toe oplopende bochten met dezelfde diameter. De totale lengte van een officiële wedstrijdbaan is 200 meter, gemeten aan de binnenkant. De breedte van de baan is minstens zes meter en de toplaag van de baan moet voldoende grip bieden. De piste is aan de buitenzijde voorzien van boarding.

Een wegparcours heeft meestal asfalt als ondergrond en is vaak asymmetrisch en de bochten zijn vlak. Het parcours heeft een lengte tussen de 400 en 600 meter en de topsnelheid van de inlineskaters ligt hoger dan op de piste. Op het piste- en wegtoernooi worden verschillende onderdelen verreden. Klik hier om te kijken welke dat zijn. 

2. Souplesse vs. kracht
Waar de lichtere skeeleraars over de vesmacopiste vliegen, pakken de grotere rijders vaak hun kansen op de weg. Ronald Mulder: "Bij de piste komt veel souplesse kijken. Michel en ik zijn best grote logge jongens die het van onze kracht moeten hebben. Dat komt ook wel een beetje door het schaatsen, want dat is veel statischer dan het skeeleren. Op de baan duwt je gewicht je makkelijker naar buiten, en als je met 80 kilo naar buiten moet is dat anders dan met 60 kilo. Op de weg wordt meer kracht gevraagd."

Mathias Vosté, de kersvers Europees kampioen op de 1000 meter, geeft ook zijn mening: "Op de weg rijd je meer op macht en minder op techniek. Daar komen de sterke jongens naar voren, de jongens die klappen maken."

Rick Schipper: "De druk die op de benen komt bij de piste is hoger door de krappe bochten, terwijl je op de weg langere rechten stukken hebt om rake klappen te maken."

3. Materiaal 
Waar Mulder vroeger nog weleens zijn frame verzette, verandert hij tegenwoordig materiaaltechnisch weinig bij de overstap van de baan naar de weg. Voor meervoudig wereld- en Europees kampioene Sandrine Tas is dat een ander verhaal, al een paar weken voor de start van een groot toernooi weet ze precies op welke wielen ze gaat rijden, om zo ontspannen mogelijk te kunnen koersen.

"Mijn wielen voor de piste zijn speciaal ontworpen om bochten te rijden. Die flexen (meebuigen, red.) meer aan één zijde dan aan de andere kant, zodat ik goede bochten kan rijden. Op de weg heb je dat iets minder nodig, dus dan kies ik voor een wiel dat iets steviger is en iets beter rolt", aldus de Belgische rijdster. 

Sprinters geven vaak de voorkeur aan een wiel met meer grip, ofwel meer druk, inlineskaters die aan de start staan van een langere koers kiezen voor een wiel dat in verhouding makkelijker rolt. Dat klinkt misschien heel simpel, maar het vinden van de juiste balans is lastiger dan gedacht, al helpt het soms om te kijken wat de concurrenten doen. "Als je op een baan aankomt voor een belangrijke wedstrijd, kijk je altijd even naar de wielen waar het thuisland op rijdt. Zij hebben de kennis van de baan, want zij trainen daar", vertelt Manon Kamminga. 


Deel dit artikel op
Ben jij een echte schaatsfan? inschrijven als schaatsfan