Na ruim vier jaar als coach van Jong Oranje, en daarvoor vier jaar coach van VPZ, ging Erik Bouwman vorige zomer het avontuur aan. De Groninger ging aan de slag in Zuid-Korea, als bondscoach. “Om in het land van de komende Spelen met de nationale ploeg te mogen werken is natuurlijk een supergrote uitdaging, een hele grote stap en een avontuur.” Het avontuur pakt tot nu toe wat zwaarder uit dan verwacht. “Eigenlijk is het als coach een grote frustratie.”

In april is Bouwman even terug in Nederland. In Heerenveen vertelt hij over de eerste maanden van zijn klus in Zuid-Korea. Het was niet gemakkelijk. Dat had de 42-jarige trainer tijdens de wedstrijden in de winter al een aantal keer laten doorschemeren, maar tijdens een uitgebreid gesprek in Heerenveen treedt hij in details. De sportieve uitdaging die hij verwachtte bleek vooral een culturele uitdaging.

In het vroege begin had Bouwman nog niet door welke barrières hij zou treffen. “Voordat ik mijn contract tekende was ik er een weekje. Toen was er ook een vergadering waarin ik duidelijk maakte: als jullie het niet willen dan ga ik met het eerste vliegtuig terug.” Hij kreeg volledige steun in die bijeenkomst.

Net als zijn Zuid-Koreaanse collega’s nam Bouwman zijn intrek op het olympisch sportcomplex in Seoul. “Het is een soort Papendal”, legt hij uit.  “Er is een atletiekbaan, hockeyveld, badmintonzaal, judozaal, krachtcentrum, alles.”

De sporters en begeleiders wonen er gescheiden: mannen en vrouwen ieder in hun eigen gebouw. “Ik heb daar ook een kamertje in het mannengebouw. Daar keek ik het meest tegenop, want het kamertje is maar zo groot.” Bouwman wijst een vlak van ongeveer twaalf vierkante meter aan. “Een bed, een kast, een bureautje en dat is het. En een kleine badkamer met een wasbak, een douchekop en een wc. “

Die zorgen om zijn kleine kamertje bleken onterecht, hij wende eraan. “Ik keek er tegenop, maar op den duur ga je van het kleine kamertje houden. Dan wordt het toch een beetje je thuis.” Thuis in de Koreaanse schaatssport voelt Bouwman zich echter nog niet. De sport wordt in Zuid-Korea namelijk heel anders beleefd dan door de schaatsers waar Bouwman in Nederland mee te maken had.

Intrinsieke motivatie

“Wat voor mij heel moeilijk is, is het cultuurtje daar. De intrinsieke motivatie van de sporters is heel anders dan bij ons. Ik ben ook wel een coach die soms heel enthousiast wil zijn over een goede training of  een goede steigerung, maar je ziet nooit een emotie of dat ze het leuk vinden”, vertelt Bouwman.

Soms lijkt het bijna alsof de Koreaanse rijders überhaupt geen plezier hebben in de sport die ze doen, maar alsof ze andere redenen hebben om te schaatsen. “Voor de jongens, dat hoor je heel vaak, is het een reden om niet in dienst te hoeven”, erkent de coach. “Er zitten dus soms wel andere redenen achter.”

Dat maakt het lastig om de schaatsers te begeleiden, want omdat de intrinsieke motivatie om beter te worden ontbreekt, mist Bouwman ook het gevoel van de schaatsers voor hun eigen toekomst. “Je wil heel graag dat mensen nadenken over hun eigen route. Dat is soms best wel lastig, want het werkt daar over het algemeen heel anders. Het is een beetje sjokken, plichtsgetrouw doen ze hun trainingen, ze willen ook wel afzien. Ze doen ook niets anders, maar ik zou graag wat meer emotie willen zien.”

De communicatie met zijn sporters verloopt ook niet altijd even gemakkelijk, al ligt dat met name aan de taalbarrière. “Ik heb een poosje een tolk gehad en bij belangrijke gesprekken heb ik die er nog steeds bij, maar bij de dagelijkse processen is dat best wel lastig omdat je voor elk wissewasje de tolk erbij moet hebben. Dat werkt niet fijn en daar ben ik mee gestopt.”

Hij bedient zich dus met regelmaat van handenwerk en steenkolenengels. Of hij haalt er iemand bij die net wat meer Engels beheerst om de schaatsers bij te praten.

Ook de communicatie met de coaches loopt niet altijd even soepel, al heeft daar niet de taalbarrière schuld aan, maar de weerstand onder de begeleidingsstaf. Bouwman is op voorspraak van de sponsor van de schaatsbond, Samsung, binnengehaald, maar dat besluit stuit in de praktijk op verzet bij de oude garde onder de trainers en begeleiders. Elke verandering wordt met argwaan bekeken, legt Bouwman uit. En dat terwijl kennis van zaken dikwijls ontbreekt.

Kennis van zaken

“Dat is het grote punt, waar ik me het meest over verbaasd heb, de fysiologische kennis is gewoon nul komma nul. Van periodisering hebben ze nog nooit gehoord.” Dat geldt voor de trainers en daarmee ook voor de schaatsers. In Nederland is het gebruikelijk dat sporters een basale kennis hebben van trainingsleer en bovendien werken met van tevoren uitgewerkte trainingsschema’s. In Korea was er niets van dat, stelde Bouwman in augustus verbaasd vast.

“Ze hadden geen programma, maar kregen aan het begin van de training te horen wat er zou gebeuren. Schaatsers en zelfs ook trainers weten niet wat zones zijn, of wat het doel is van de verschillende trainingen. Ze hebben totaal geen benul van de verschillende te trainen energiesystemen.”

De basis voor hun trainingen is simpel: herhaling en elke dag zoveel mogelijk pijn lijden. Maandenlang haspelen de Koreanen hetzelfde schema af. “Ik ben pas eind augustus gekomen. Ze zijn toen in de laatste week april begonnen en hebben de hele zomer, week in week uit, hetzelfde gedaan. Er zat geen enkele opbouw in.”  

De trainingen die gedaan werden waren bovendien zelf ook al heel eenzijdig, met name bij de allrounders, legt de coach uit. Er wordt nauwelijks op duurvermogen getraind. De trainingen zijn vooral gericht op veel in de hoeken zitten en de schaatsbeweging nabootsen en dit het liefst elke dag zeer intensief. Het gebrek aan fietstrainingen vangen ze naar eigen zeggen op met extra krachttrainingen waarbij ze met dertig tot veertig herhalingen werken, iets wat in trainingsleer ‘krachtuithoudingsvermogen’ wordt genoemd. “Dat is een compleet ander doel dan de systemen die wij met onze fietstrainingen willen trainen”, stelt Bouwman.

Bouwman probeerde bij zijn komst de trainingen bij te sturen, zonder al te heftig in te grijpen in de gebruiken van de Koreanen. Er zijn immers ook veel dingen die ze wel goed aanpakken. “Het sprintprogramma is an sich heel interessant en heeft zich ook bewezen met vele successen. De technische opleiding vanuit de jeugd is fantastisch, ze hebben zo’n geweldig gevoel voor timing, veel beter dan in Nederland. Dat is echt een heel positief punt. En ook al is er in mijn ogen een overload aan sprong- en imitatietrainingen, de inhoud en uitvoering ervan is heel interessant.”

Toch kan een moderne sporter niet zonder een beter uitgebalanceerd schema, bijvoorbeeld door te werken met trainingen op basis van hartslagzones, benadrukt Bouwman. Maar zodra hij dat ter sprake bracht was het antwoord steevast hetzelfde. ‘Het is Korean style’. “Dan houdt de discussie al op. Niet veranderen, want dit doen we altijd al zo. Dat is een grote frustratie.”

De prestaties van olympisch gouden medaille winnaar Seung-Hoon Lee wordt dan als bewijs aangevoerd.  Dat is wankel bewijs voor het succes van Korean style, vindt Bouwman.  “Je hebt natuurlijk uitzonderingen. Zoals Seung-Hoon Lee, maar dat is iemand die toevallig op een bepaald systeem wel goed rendeert. Daar hangen ze ook alles aan. ‘Kijk Seung-Hoon Lee. Het werkt. Een gouden medaille.’”

Het opvallende daaraan is dat Lee zich al jaren niet via de nationale ploeg voorbereid, maar in de zomer zijn eigen plan trekt om zich dan na de kwalificaties in oktober bij de nationale ploeg te voegen. Dat geldt komend seizoen ook voor toppers Tae-Bum Mo en Sang-Hwa Lee.

Ondermijnd

Dat zijn ideeën met enige scepsis ontvangen zouden worden had Bouwman wel verwacht. “Dat heb ik ook steeds gezegd: voor mij begint het pas in mei dit jaar. Het moment van instromen, twee weken voor de start van het seizoen, was heel ongelukkig.” Toch was het slikken toen hij merkte dat de trainers achter zijn rug om zijn trainingsschema’s ondermijnden. “Je wordt daar aangenomen en dan ga je ervan uit dat ze iemand uit Nederland willen en je gaat ervan uit dat mensen graag willen veranderen, maar dat is niet zo.”

“Over het algemeen zeggen ze  ‘ok, ok’, maar dan vinden ze het achteraf niet ok”, legt Bouwman uit. Dat werd onder andere duidelijk bij de herstel- of duurtrainingen die Bouwman inplande. Dat concept vertrouwden de trainers en schaatsers niet. Had hij het opgenomen in het trainingsschema, dan gingen ze in het geniep toch intensief aan de slag. “Dan moest ik ’s avonds boodschappen doen en zag ik op de atletiekbaan, in het donker om negen uur, de Koreaanse coaches bezig met een groepje, een geheime intensieve sprongtraining. Gewoon, waar ik niets van afweet. Dan vonden ze: twee uurtjes fietsen?  Nee, daar hebben we geen pijn van gehad. En zo’n training gaat dan dwars door het programma heen, ongelooflijk.”

Ook in de aanloop naar het WK Allround werden Bouwmans wensen genegeerd. “In plaats van mijn gewenste vertrek naar Calgary zo’n tien tot twaalf dagen voor het WK, werden de WK-deelnemers verplicht om hier in het weekend voorafgaand aan het toernooi nog een vierkamp te rijden in de nationale competitie. Dat betekende dat ze enorm moe waren en pas zes dagen voor het toernooi de lange reis met zestien uur tijdsverschil maakten. In die korte tijd moesten ze ook nog het hoogteverschil overwinnen.”

En als klap op de vuurpijl sloeg Bouwmans assistent de planning volledig in de wind en liet de schaatsers op de eerste in Calgary ook nog eens een erg intensieve training uitvoeren. Bouwman zelf was op dat moment nog onderweg vanuit Astana, waar het WK Sprint was verreden.

De nationale wedstrijden, de domestic competitions, zijn Bouwman sowieso een doorn in het oog. De schaatsers van de nationale selectie worden ’s winters bijna wekelijks verplicht door hun teambazen om hier aan deel te nemen. “Dit gaat dwars door mijn programma heen en geeft echt nergens de mogelijkheid een fatsoenlijke route te maken voor de schaatsers.”

Selectie

In de manier waarop de schaatsbond de rijders voor internationale wedstrijden selecteert valt Bouwman ook van de ene in de andere verbazing. De nationale selecties worden bepaald op basis van tijden uit deze domestic competitions, legt hij uit. “Mensen die zich internationaal bewijzen, daar hebben ze schijt aan. Dat zijn de regels. Twee talenten die de WK Afstanden hebben gereden zitten nu niet in de nationale ploeg. Bijvoorbeeld Seung-Hee Park, die als shorttrackster goud won in Sotsji en in haar eerste langebaanseizoen al top-tiennoteringen in de World Cups behaalde zit er niet bij. Internationaal telt niet mee, alleen de nationale competitie.”

Naar Bouwmans idee is dat oneerlijk en funest voor de continuïteit die hij als trainer in de route van de schaatsers wil aanbrengen. De rijders die internationaal actief zijn kunnen namelijk niet altijd op hun best presteren bij de wedstrijden in Seoul, terwijl de thuisblijvers dat wel kunnen. Dat veranderen is niet zomaar gedaan, want ook daarvoor geldt de overtuiging van de Koreanen: dit werkt. Het is Korean style.

Na de zomer wordt de selectie opnieuw opgeschud. In oktober bepaalt een selectiewedstrijd wie er in de winter deel uitmaakt van de nationale ploeg. “Het is een in- en uitgaan in de nationale ploeg”, vertelt Bouwman. “Natuurlijk moet je mensen die daar hard rijden een plek gunnen, maar in mijn ogen is het onrechtvaardig en ook niet goed, dat mensen die heel goed kunnen schaatsen hun dag niet hebben, maar die later in het seizoen wel op het podium kunnen staan bij de WK Afstanden uit de ploeg moeten.”

Het gevolg is dat de Koreaanse ploeg regelmatig niet in de sterkste samenstelling aan de start van de grote wedstrijden staat, met name in de tweede seizoenshelft.  Alleen voor de WK Sprint en WK Allround is een tweede selectiemoment. “Maar niet voor de World Cups en WK Afstanden. Dat betekende ook dat nu, tijdens de WK Afstanden, er veel betere rijders in Korea zaten. We hadden lang niet het beste team op de WK Afstanden staan.”

Ook de achtervolgingsploeg bestond het hele seizoen niet uit de beste schaatsers. “Sterker nog: als er met één van deze mannen op het WK iets gebeurd zou zijn, dan was er niemand die zijn plaats zou kunnen innemen”, vertelt Bouwman. “Onbegrijpelijk.”

Om de sportieve tekortkomingen aan de kaak te stellen en verbeteringen voor te stellen, stak Bouwman veel tijd in een visiedocument. Ik heb heel veel energie gestoken in een uitgebreid visiedocument met simpele veranderingen. Het zijn helemaal geen grote dingen, maar een document met alles dat ik heb waargenomen en een plan om langzaamaan echts iets te veranderen in de komende jaren.”

“Ik heb het februari al ingediend. Ik heb er heel veel uren in gestoken. Ik heb echt het gevoel dat er een enorme kwaliteitsinjectie mogelijk is met een paar simpele veranderingen in de structuur”, benadrukt hij. 

Hiddink

Zijn ervaringen heeft Bouwman kunnen delen met Guus Hiddink, de man die zich in Zuid-Korea onsterfelijk maakte als bondscoach van het nationale voetbalelftal. Bij elke trip van Hiddink naar Seoul ontmoeten ze elkaar. De voetbaltrainer praatte hem bij over de hiërarchie die erg sterk is in de Koreaanse sport. “De ouderen hoeven maar iets te doen of er komt iemand met een bidon of een jackje.”

Hiddink vertelde hem hoe lastig het was om door dergelijke regels heen te breken. De voetbalcoach merkte hoe oudere spelers ondanks hun mandekking werden aangespeeld terwijl er jongere spelers volledig vrij stonden. Het duurde lang voordat Hiddink dat eruit had.

Bovendien ervoer ook Hiddink problemen in het begin met spelers, staf en journalisten in Zuid-Korea, vertelt Bouwman. “In het begin moest niemand iets van hem hebben. Hij had in het Koreaans de bijnaam 0-5 omdat hij zijn eerste wedstrijd met 0-5 had verloren. Er werd heel lacherig over hem gedaan. Dat geeft me hoop.”

Terug

Eind april is Bouwman weer teruggegaan naar Zuid-Korea. In samenspraak met de bond heeft hij één belangrijke verbetering al kunnen bewerkstelligen: de splitsing van de nationale selectie. Hij heeft nu de allroundtak onder zijn hoede en de twee Koreaanse coaches zijn verantwoordelijk voor de dames- en herensprintploeg. “Dit geeft me veel meer ruimte om mijn eigen ding te doen, al blijft het nog steeds ver verwijderd van de manier waarop ik zou willen werken.”

“Je moet het zo zien dat ik in Nederland de laatste seizoenen steeds een raamwerk had staan waarvan zeventig procent vaststond. Voor die overige dertig procent ging ik op zoek naar verbetering en vernieuwing. Hier moet ik eerst maar eens proberen om twintig procent van dat raamwerk te realiseren van – voor ons logische en simpele – professionele gedachten. Dit is ook wel weer heel leuk en een grote uitdaging op alle fronten.”

Uiteindelijk bevindt Bouwman zich daarin ook in een politiek spel. “Soms moet ik meeveren met de beleidsbepalers, ook al ben ik het er niet helemaal mee eens en soms moet ik ook keihard voor mijn standpunten staan”, legt hij uit. Die mix zoekt hij ook in het fysieke programma dat hij schrijft. “Omdat de verschillen zo groot zijn, moet ik heel inventief proberen de juiste mix tussen beide culturen in het programma te verwerken en zo een betere balans te creëren.” Dat vergt persoonlijk veel van Bouwman. “Ik zit hier soms ver uit mijn comfortzone. Maar ik leer me in een olifantenhuid te bewegen in een wereld vol met tegenstanders.”

Het geven en nemen speelt op elk moment, ook nu. Deze zomer is de ploeg op trainingskamp in Taebeak, een nationaal trainingscentrum op 1400 meter hoogte. Vanuit de schaatsbond werd geregeld dat de eerste dag open zou zijn voor media. “Er waren tig cameraploegen en de bond en media hadden bepaald dat zowel de sprinters als mijn allroundploeg intensieve hilltempo’s moesten gaan doen omdat dat mooie beelden op zou leveren", zegt de coach. "Dit is nou op zijn zachtst gezegd niet de meest verstandige training om een eerste dag op hoogte mee te beginnen. En het is bovendien de omgekeerde wereld dat de media een training bepalen. Ik heb in ellenlange discussies uitgelegd dat dit voor mij onacceptabel is, maar ze snappen dan niets van mijn standpunten en dan vinden ze me een zeurpiet.”

Drive

In april vertrok Bouwman nog alleen naar Zuid-Korea, maar inmiddels is ook zijn vriendin overgekomen. Ze heeft er werk gevonden en heeft samen met Bouwman een appartement. Toch beperkt Bouwman zijn tijd thuis tot één dag in de week en het weekend.

Alle sporters – inclusief de olympische kampioenen – en hun trainers wonen intern. Van zondagavond tot en met zaterdagmiddag worden ze geacht op het sportcomplex te zijn. Alleen tussen zaterdagmiddag en zondagavond zijn ze vrij. Alleen Bouwman mag in principe buiten wonen, maar hij beperkt zichzelf daar dus in.  “Ik wil wel buiten het complex wonen, maar mezelf niet buiten het systeem plaatsen.” Het kamertje houdt hij dus aan.

Nu Bouwman vanaf de eerste training invloed heeft op de koers van de ploeg hoopt hij de prestaties beter onder controle te krijgen en daarmee sporters en trainers te overtuigen van zijn gelijk. 

In de eerste maanden was Bouwman er af en toe zo klaar mee dat hij zijn contract weer zou willen inleveren. Gewoon stoppen. “Natuurlijk heb ik die momenten wel gehad”, zegt hij. “Maar ik vond het te vroeg om de handdoek al in de ring te gooien." In de eerste periode van deze zomer is hij ook al veel positiever gestemd. De drive zit er goed in”, zegt hij.  En in de nieuwe situatie voelt hij dat hij steeds meer grip op de zaak krijgt. Zo werd onlangs het advies van de coach opgevolgd om in december een tweede kwalificatiemoment voor de WK Afstanden in te voeren.

Bovendien ziet hij veel potentie in de Koreaanse schaatsers. “Ik heb er nog geen moment spijt van gehad. Zelfs alle frustrerende dingen die ik zie, in wat voor wespennest ik terecht ben gekomen… Ik vind het ook wel grappig. En er gaat, na Groningen, niets boven Seoul. Het is een fantastische stad.”

Bouwman heeft een contract tot 2018. In die jaren zal moeten blijken of hij net als Hiddink de muur van traditie om de Koreaanse sport kan wegbikken. Of hij Korean style kan ombuigen naar Bouwman style.