Twee keer in haar carrière lag Carien Kleibeuker (1978) in de touwen en was ze een knock-out nabij. Pas toen ze haar eigen plan trok en een goede thuisbasis had, viel alles op zijn plek en schaatste ze in Sotsji naar brons op de vijf kilometer.

Het doet wat Amerikaans aan, vinden Carien Kleibeuker en haar echtgenoot Robert Schoonhoven. Hun eengezinswoning in Heerenveen heeft een veranda, die een tiental rijtjeshuizen met elkaar verbindt. Hun vijfjarige dochter Annemijn tennist met een buurmeisje op het fietspad voor het huis, Carien kijkt toe vanachter het verandahek en Robert, golfleraar van beroep, verzamelt de kopjes voor een tweede ronde koffie.

Beginnen bij het begin. Tot haar tiende is ze vijf keer verhuisd. Vanwege haar vaders werk bij Unilever en Campina woonde ze in Rotterdam, Hamburg, Leeuwarden, Goutum en uiteindelijk in Eindhoven, waar haar ouders nog steeds wonen. “Ik heb niet dat Nederlandse ideaalplaatje gehad, opgroeiend in een straat waar het naar koffie ruikt. Je moet je altijd aanpassen als je ergens nieuw komt. Daardoor ben ik niet bang om iets nieuws te doen en ik vind niet snel iets gek.”

In Eindhoven zat ze op het vwo, studeerde ze fysiotherapie en beleefde ze haar adolescentie. Haar liefde voor schaatsen zag het levenslicht in Friesland. Tienduizenden schaatsers van de Elfstedentocht – de eerste die Evert van Benthem won in 1985 - flitsten langs haar slaapkamerraam in Goutum. Ze vond het meteen leuk, vooral op natuurijs. Ze schaatste op houtjes, noren mocht ze pas als ze het goed kon.

Dus ging ze op les, haalde als enige van haar jaar diploma E en verdiende daarmee een uitnodiging voor de plaatselijke shorttrackclub. In de zomer tenniste ze. En ze speelde piano. “Het waren mooie winters in Goutum met veel natuurijs. Vanuit huis schaatsten we naar Grou, vijftien kilometer verderop, best een afstand voor een meisje van acht. Vanaf 1988 woonden we in Eindhoven dicht bij de ijsbaan, maar als er natuurijs lag, had je alleen de parkvijver.”

Op het vwo zat ze in de ‘meest nerdie bètaklas’ van Eindhoven. Haar school was traditiegetrouw hofleverancier van de TU Eindhoven. “Voor een meisje was ik redelijk goed in bètavakken, maar ik deed niet zo veel. Ik ben van de generatie die absoluut geen hoge cijfers mocht halen, want dan was je een nerd en hoorde je er niet bij. Dus heb ik expres slechte cijfers gehaald. Alleen als het moest wanneer ik een 3 stond, dan haalde ik een 8. Achteraf vind ik dat zonde. Volgens mij word je tegenwoordig meer gestimuleerd om je best te doen. Een nerd is nu cool, maar dat was toen echt niet zo.”

Hún wereldje

In Eindhoven was geen schaatscultuur. Waar haar leeftijdsgenoten in Friesland twee keer per dag trainden, nam Carien op vrijdagmiddag haar schaatstas mee naar het happy hour op Stratumseind. “Ergens had ik wel de intrinsieke motivatie om steeds beter te worden, maar tussen mijn vijftiende en achttiende vond ik het leuker om met vriendinnen te winkelen en uit te gaan. Ik deed alles maar een beetje: beetje school, beetje schaatsen, beetje tennis. Ik was nergens echt goed in, hooguit bovengemiddeld.”

Totdat de klapschaats kwam in 1996. Ineens kwalificeerde ze zich voor landelijke wedstrijden en raakte ze gemotiveerder. Met een schaatsvriend reisde ze drie dagen per week vanuit Eindhoven naar Den Haag, waar trainer Luud Augustinus op vrijwillige basis een team van twee meisjes en twee jongens begeleidde. Schaatsend voor dat team kwalificeerde ze zich voor World Cups. Toppers op dat moment waren Barbara de Loor, Tonny de Jong en Annemarie Thomas, Carien zat daar een generatie onder. “Toch werd ik als een oudere schaatser gezien, omdat ik niet bij Jong Oranje had gezeten. Ik ging ook gewoon uit. Voor mij was schaatsen een feestje.”

Tijdens de WK Afstanden in 2000 werd ze vierde op de vijf kilometer achter Claudia Pechstein, Gunda Niemann en Tonny de Jong. “Dat was in Nagano en ik vond het heel spannend en toch ook zwaar. Ik was daar voor het eerst alleen, met alleen maar goeie schaatsers tegen wie ik heel erg
opkeek. Zij waren gewend om in die wereld te leven. Ik sleep mijn schaatsen zelf en liet ze af en toe een keer ronden, maar die dingen waren zo krom als een hoepel. Die andere meiden hadden een materiaalman. In Nagano sleep zo’n materiaalman ook mijn schaatsen: ik wist niet wat me overkwam, zoveel druk stond er op die schaatsen. Het was ook echt hún wereldje en ik was de amateur die aan het wereldje mocht ruiken.”

Na haar vierde plek in Nagano kwam Carien in één van de twee kernploegen terecht, met De Loor, Marieke Wijsman, Brigt Rykkje en bij trainster Ingrid Paul. Ineens zat ze bij de groep die ‘deed zoals het hoorde’. Ze verhuisde naar Heerenveen, reed in een Volkswagen Golf met olympische ringen erop en verdiende 70.000 gulden per jaar. Maar de overgang van sport naar topsport bleek te groot.

“Ik legde mezelf een gigantische druk op, elke training weer. Ik werd gesmeed tot een allrounder en trainde zoals iemand die de 1500 meter rijdt. Maar dat paste niet bij mij, dus ging ik eraan kapot. Als ik me niet goed voelde, had ik sterk de neiging om me te conformeren aan het team, om te pleasen en totaal niet te doen wat ik zelf wilde. En daar ging het mis. Ik voelde me doodongelukkig en eenzaam en vanaf het allereerste moment dat ik het ijs opkwam, bakte ik er niets van. Mijn menstruatie hield op en ik kreeg allemaal van dat soort overtrainingsverschijnselen. Ik was echt doodongelukkig.”

Het seizoen erop werd ze teruggezet naar de ‘groei-selectie’, een opleidingsteam dat voor een relatief oude schaatser van 22 het schaatskerkhof impliceerde. Ze knapte ook niet meer op na dat jaar kernploeg. Carien pakte haar studie fysiotherapie weer op in Groningen, waar ze ook veel op stap ging en halverwege het seizoen stopte ze met schaatsen. “Het lijf wilde niet en dus ging ik op zoek naar dingen waar ik wel blij van werd. Schaatsen voelde als aangenomen werk. De passie en beleving werden er gewoon uitgeslagen, zo voelde het. Tijdens het NK maakte ik tijdens mijn rit een halve misser en dacht: wat maakt het uit, ik laat me gewoon vallen. Nou, dan ben je ver heen. Iets waar je alles voor over hebt, geef je toch niet op zo’n manier op?”

Foto : Thijs Wolzak

Boerke van de marathon

In de zomer van 2003 werd ze gevraagd om zich aan te sluiten bij het nieuwe marathonteam Nicolai-Lourens & Tabak. Ze was net klaar met haar studie, vond een baan bij Vellinga Adfysio in Heerenveen en had wel zin in een nieuwe uitdaging op het ijs. Ze had eindelijk de rust in haar lijf om weer plezier te beleven aan de schaatsbeweging.

Al vrij snel was ze een behoorlijke marathonschaatser, eindigde tweede op het NK, stond geregeld op het podium en won zelfs enkele wedstrijden. “Verder had het niet zoveel om het lijf. Ik werkte gewoon veertig uur, kreeg mijn reiskosten betaald en won een paar honderd euro prijzengeld. Door het winnen van wedstrijdpremies kon ik het treinkaartje naar Oostenrijk van mijn toenmalige vriendje betalen, zodat hij me op de Weissensee kon zien schaatsen.”

In maart 2004 schreef ze zich in voor een vijf kilometer in Heerenveen. Waarom ze dat deed, weet ze eigenlijk niet. Prompt reed ze een snellere tijd dan De Loor tijdens de World Cups en dacht: misschien kan ik het nog. Dat was het moment dat ze het schaatsen weer serieuzer ging benaderen. Die winter sloot ze zich aan bij Augustinus in Den Haag. Ze had al jaren geen technische aanwijzingen meer gehad en het ging al snel beter.

“In de zomer van 2005 ben ik met een paar meiden uit mijn marathonteam op trainingskamp gegaan in Hamar. Super low budget, we sliepen met ons vieren in stapelbedden in een hytter van dertig vierkante meter. Het team van Rintje Ritsma had daar ook een trainingskamp belegd en zodoende kwam ik in contact met trainer Jillert Anema. We spraken wel eens af en aangezien ik geen trainingsprogramma had, schreef hij op een briefje wat ik die zomer het beste kon doen. Iets wat hij in aanloop naar Sotsji weer deed overigens. Het was een mooie zomer, waarin ik mijn eigen weg heb gezocht. Ik plaatste me voor de World Cups en later dat seizoen won ik zelfs het olympisch kwalificatietoernooi van Turijn, voor Renate Groenewold, Gretha Smit en Moniek Kleinsman.”

Maar de Spelen van 2006 lopen om meerdere redenen uit op een sof. Carien kwam daar als ‘het boerke van de marathon’ en de andere meiden zagen haar niet als concurrent. Ze zat immers niet in een commercieel team en geen enkele trainer zag het in haar zitten. Ze finishte uiteindelijk als tiende in een tijd van 7.12. “Tijdens de Spelen legde ik mezelf zo’n idiote druk op. Je bent alleen maar met jezelf bezig, want er is helemaal niks. Het was gewoon in en in saai. En de vijf kilometer was de allerlaatste afstand. Alles was al opgeruimd, iedereen was klaar en al aan het feesten. In het huis stonden allemaal dozen en dan vroegen ze: ‘Oh, moet jij nog schaatsen?’ Ik kon dat niet meer bevechten. Ik was gewoon op.”

Bovendien was ze een dag voor haar race ooggetuige van een poging tot omkoping van het team van Gretha Smit, die een startbewijs probeerde te kopen (voor 50.000 euro en een auto) van de Poolse Katarzyna Wojcicka. Pas in 2010 bracht de commissie Loorbach het schandaal aan het licht en deed ook Carien voor het eerst haar verhaal. Inmiddels wil ze er niet veel woorden meer aan vuil maken. “Ik was gewoon teleurgesteld. Hoe kan iets zo oneerlijk zijn? Heel naïef van mij dat ik zo dacht, maar het had veel impact. Ik heb zelf ook heus wel oneerlijke dingen gedaan, maar niet op deze manier. Daar kan ik me heel boos over maken en toen dus ook. Daarmee was mijn energie op en kon ik het mentaal niet meer opbrengen om te presteren.”

Opnieuw kwam ze in een opleidingsteam van de KNSB terecht, weer met het idee om haar om te scholen tot allrounder. En opnieuw bakte ze er niks van. Ze vertoonde alle signalen van een burn-out en stortte fysiek en mentaal in. In de tussentijd was ze op een feestje Robert tegen het lijf gelopen. “Daar dronken we tegelijkertijd de goorste rosé ooit en dat brak het ijs,” zegt Robert, die inmiddels is aangeschoven aan de keukentafel.

“We spraken een paar keer af, voordat Carien op trainingskamp naar Calgary ging. Toen ze terugkwam vonden we elkaar nog steeds leuk en is het snel gegaan. Na een paar maanden woonden we al samen. Wat goed is, komt snel, toch?” Zo goed als het ging in de liefde, zo belabberd ging het met schaatsen. “Ze was serieus slecht, ook mentaal,” herinnert Robert zich. “Er hoefde niks te gebeuren of ze was overstuur.”

Carien sliep niet meer ’s nachts en door overtrainingsverschijnselen was ze na elke inspanning doodop. “Negen maanden heb ik me slecht gevoeld: misselijk, veel huilen, verschrikkelijk. Na een half seizoen heb ik mijn schaatsen in een hoek gegooid en ben gestopt, balend van mezelf dat ik dezelfde fout had gemaakt.”

En zo begon op haar 28ste de rest van haar leven. Ze werkte als fysiotherapeut en in 2008, een maand voordat Annemijn werd geboren, trouwde ze met Robert.

Foto : Thijs Wolzak

Tranen

Vlak na de geboorte van Annemijn lag er weer natuurijs in Nederland. Robert: “Ze kon met moeite een blokje om met de kinderwagen, maar ze moest en zou gaan schaatsen. Stond ik daar langs de kant met de kinderwagen.” Carien had inmiddels een baantje als trainer van het marathonteam van Thijs de Vries. In de zomer besloot ze voor de grap haar pak nog eens aan te trekken en met de meiden mee te schaatsen. “Ik was ongetraind, maar drie van de vier dames konden me niet bijhouden. Ik had me tot dan toe nooit gerealiseerd dat ik beter en makkelijker schaatste dan gemiddeld. Dat ik misschien wel talent had voor de schaatsbeweging.”

Zo hobbelde ze een jaar of twee mee, reed af en toe een marathon, totdat ze in 2011 aan de Erasmus Universiteit een master zorgmanagement ging doen. Studie, werk, moederschap en sporten waren niet te combineren, dus liet ze het schaatsen voor wat het was. “Maar als zij niet beweegt,” zegt Robert, “en niet een uitdaging heeft om zichzelf beter te maken, dan wordt ze ongelukkig en is ze niet de leukste persoon om mee samen te leven.”

Dus begon ze in 2012 weer te trainen voor de marathon en al snel was ze weer een van de sterkste van het peloton. Als meesterknecht voor Foske Tamar van der Wal maakte Carien de wedstrijden hard, werd tweede op de Weissensee, won een wedstrijd in Alkmaar en werd in 2013 uitgeroepen tot Marathonschaatsster van het Jaar. Afgelopen zomer sprak ze met zichzelf af om nog één keer – for old times’ sake – te proberen een vijf kilometer tijdens een World Cup te rijden. In Erfurt reed ze 7.08, waarmee ze zich kwalificeerde voor het NK.

Hoewel kanonnen als Ireen Wüst niet meededen, werd ze tweede met een tijd van 7.04. “We hebben thuis besproken of ik vrij moest nemen van mijn werk om er nog één keer vol voor te gaan op het OKT.” Robert vult aan: “Uiteindelijk was het een sneeuwbaleffect. Eerst natuurijs, toen een beetje marathon, dan een vijf kilometer. Zo kom je steeds voor een nieuwe keuze te staan waar consequenties aan vastzitten. Het is geen ideaalplaatje wat mij betreft, maar het gaat zoals het gaat. Zij wilde het graag, ze kon het en ik vond het ook gaaf als ze dat deed, dus hebben we het geregeld.”

Waar haar concurrenten een traject van vier jaar hadden uitgestippeld, nam Carien drie weken vrij om te trainen voor het OKT, waar ze vriend en vijand verbaasde en de beste tijd neerzette. Tijdens een trainingskamp in aanloop naar de Spelen kwam ze dezelfde trainer tegen als die eerste periode in het opleidingsteam, veertien jaar eerder. In combinatie met de gedwongen gezelligheid en het uitgekristalliseerde trainingsschema, kwam die periode weer naar boven. “Ik had het diep weggestopt, maar het heeft uiteindelijk een diepere impact op me gehad dan ik dacht. Ineens leek het zo erg op wat ik toen had, dat ik totaal in paniek raakte. Maar doordat ik een normale basis heb thuis en moeder ben, kon ik me er dit keer overheen zetten. Ik dacht: het gaat me verdorie niet nog een keer gebeuren.”

Schaatsminnend Nederland was live getuige van haar tranen vlak voor de race. “Ik had door de spanning geen controle over mijn lijf. Ik had van alles verzonnen waarom ik daar, op dat moment, goed moest rijden: voor thuis, voor mijn collega’s die zich voor mij hebben opgeofferd. Met deze race kon ik dat goedmaken. Die tranen waren het resultaat van het proces dat daarbij hoorde. Jillert Anema kwam voor me staan en zei: ‘Moet je een klap?’

Die hoefde ik niet, maar het was wel precies goed, want als hij een arm om me heen had geslagen dan was het echt misgegaan. Ik voelde niet de macht die ik op trainingen wel voelde. In Turijn had ik hetzelfde en ging ik ernaar op zoek. Nu dacht ik: ik doe mijn best en dan komt het wel. Ik heb na al die jaren geleerd dat ik gewoon moet beginnen in plaats van wachten op het perfecte gevoel. Dat is de winst ten opzichte van Turijn. Daar reed ik 7.12 en in Sotsji 6.55. Het was niet de ideale race, maar ik reed uiteinde-lijk een persoonlijk record en pakte brons.”

Eenmaal thuis in Heerenveen pakte het gezin de draad weer op. Carien kreeg de A-status, waardoor ze per 1 mei stopte met werken. Vervolgens tekende ze een contract bij de ploeg van Jillert Anema, Team Clafis, op de langebaan en bij Team SchaatsHart voor de marathon. “Ik wil weer marathons rijden, sowieso een World Cup op de langebaan en ik wil iets met mijn studie doen. Maar ik ga geen concessies meer doen. Als het niet goed voelt, doe ik het niet. Dat heb ik wel geleerd de afgelopen vijftien jaar.”