Aankomend weekend barst in Groningen de strijd los op de KPN NK Sprint. Ons land heeft aan goede spurters geen gebrek, maar er is slechts een beperkt aantal felbegeerde startbewijzen te verdienen voor de WK Sprint. De winnaars van dit weekend maken eind februari in Astana kans op eeuwige roem. Oud-schaatser Jan Bos weet daar alles van.

Op 25 januari 1998 deed Jan Bos - van 29 maart 1975 te Hierden - in Berlijn wat geen schaatsende Nederlander voor hem gelukt was: wereldkampioen sprint worden. Na de eerste dag leidde de stylist op een veelbelovende manier en wist kamergenoot Erben Wennemars het zelfs al zeker: ‘Jan, jij gaat wereldkampioen worden!’ Maar de zondag begon met een matige 500 meter, waarna heel even een lichte twijfel toesloeg. Bos herpakte zich meteen, wat op de afsluitende 1000 meter tot het gewenste en unieke resultaat leidde.

“Met een gezonde spanning ben ik vrijdagavond gaan slapen. Ik wist dat ik goed was. Maar was ik goed genoeg? Op de vorm en het presteren van je concurrenten heb je geen invloed. Na het ontbijt zijn we naar de ijsbaan gegaan; vijf minuutjes met de auto. Mijn 500 meterrit zat achter in het programma. Ik was altijd geduldig, kon rustig en geconcentreerd wachten tot het zou beginnen. Terwijl ik aan het inrijden was, ging Sylvain Bouchard onderuit. Pal naast me, in de bocht, knalde hij keihard de kussens in. Prima, één concurrent minder."

"Ik reed tegen Jeremy Wotherspoon, één van de topfavorieten en veel meer een 500 meterspecialist dan ik. Mijn eerste honderd meter was nooit heel sterk. Ik moest het van het rondje daarna hebben, als ik op gang was gekomen. Daarom focuste ik me op de start en op de eerste slagen. Die moesten zo agressief mogelijk zijn."

"Terwijl Jeremy en ik klaarstonden, zag ik een cameraatje op zo’n tien meter voor me net boven het ijs hangen. Dat was een vinding van de Duitse tv-regie. Het irriteerde me, dus: rot op met dat ding! Toch was mijn focus en ook mijn start goed, net als het eerste rechte stuk. We gingen gelijk de eerste bocht in; hij in de binnenbaan, waardoor hij een mooi mikpunt voor mij vanuit de buitenbocht en op de kruising werd. Daar kon ik naar Jeremy toe rijden en ik voelde: dit gaat goed."

Dubbel gevoel

"In de binnenbocht pakte ik hem, won de rit en meteen flitste door m’n hoofd: goh wat mooi en wat zijn de gevolgen? Dit kan een héél mooi toernooi worden! Want de 1000 is mijn beste afstand. En die won ik ook, en dik. Na de eerste dag was het gat met Jeremy vier tiende seconde: pff, tjee! Ik wist dat ik echt een heel goede kans maakte om wereldkampioen te worden; áls ik geen fout zou maken. Maar een foutje is gauw gemaakt. Dus was mijn gevoel ook dubbel, want ik had nog helemaal niks."

"Maar Erben, mijn kamergenoot, was al door het dolle heen en bleef maar roepen: ‘Jan, je gaat wereldkampioen worden!’ Journalisten herinnerden me meteen aan iets wat ik zelf ook allang besefte: als dat ging gebeuren, zou ik de eerste Nederlander zijn. Ik probeerde zo rustig mogelijk te blijven wat best lastig was, want ik zat vol adrenaline. En Peter Mueller, mijn trainer-coach, kwam ook nog op de kamer om te vertellen dat ik de volgende dag de 500 meter weer tegen Jeremy zou rijden. Daar was ik niet blij mee. Ik had liever mijn eigen race gereden; dus tegen een zwakkere tegenstander, door wie ik me niet zou laten opfokken. Ik heb niet lekker geslapen, ben een paar keer wakker geworden en voelde dan meteen stress."

Die 500 ging de volgende dag slecht. Ik moest - en ik weet nu niet meer waarom - te gehaast naar de start, waardoor m’n planning en voorbereiding verstoord waren en m’n focus niet optimaal was. De eerste stap na de start was niet goed en daarna maakte ik nog een paar missers. Maar na 60 meter heb ik me vermand en die laatste 440 meter ben ik volle bak gaan rammen. Daardoor hield ik voor de 1000 nog wel een voorsprong over op Jeremy. Maar die had een hele goede 500 gereden waardoor die vier tiende seconde flink geslonken was. Fuck! En meteen daarna dacht ik: het zal me toch niet gebeuren dat ik door deze stomme 500 de wereldtitel misloop. Van angst of stress had ik geen last. Ik was alleen maar boos."

Positieve energie

"In de atletiekhal, die naast de ijsbaan lag en waar we onze warming-up en cooling-down deden, heb ik die boosheid omgezet in positieve energie. Zo is die mislukte 500 toch ergens goed voor geweest. Ik heb koffie gedronken, een broodje en een paar bananen gegeten en ben daarna in die hal met een handdoek over mijn hoofd op een bankje gaan liggen. Daar heb ik me voor alles en iedereen afgesloten en de situatie geanalyseerd: ik heb een voorsprong op de 1000, daarin rij ik weer tegen Jeremy en het is ook mijn afstand, dus heb ik alles onder controle."

"Het plan was om Jeremy meteen vanaf de start het gevoel te geven dat hij geen enkele kans had. Zo lag ik op dat bankje keer op keer mijn race te visualiseren; en alleen het ideale scenario, waarin we na 600 meter gelijk zouden liggen en hij een mentale tik zou krijgen. Want hij was de snellere starter en mijn slotronde was beter. In je hoofd duurt zo’n virtuele race ongeveer twee seconden."

"Ook in het echt verliep de race volgens dat ideale scenario. Ik was goed weg, vanuit de binnenbaan. Op de 1000 start de man in de binnenbaan achter de rijder in de buitenbaan, waardoor die een mikpunt wordt. Het liep allemaal perfect. Op 600 meter had ik zelfs een voorsprong van drie honderdste. Toen moet er bij Jeremy iets geknakt zijn en wist ik: ik ben wereldkampioen! In de laatste binnenbocht, die ik redelijk ‘op safe’ heb gereden, ben ik onderdoor gekomen en vlak voor de finish heb ik m’n vuisten al gebald en ben ik een beetje overeind gekomen."

"Na de finish ben ik langs de kant bij mijn ouders en m’n drie broers beland. De ouders van Erben, die derde was, stonden daar ook. Dat werd één grote ontlading. Meteen gingen de flessen champagne open en begonnen wij te lurken. Na één teug goot Erben zijn fles over mij heen. Ja, dat kon ik natuurlijk niet op me laten zitten, dus … Op de beelden van de ceremonie is te zien dat m’n haren nog nat zijn.”