Ver voor de eerste Elfstedentocht schaatste Claes Arisz Caescoper al een Twaalfstedentocht.

Claes Arisz Caescoper was een fervent schaatsliefhebber in de zeventiende eeuw. Hij maakte tot zijn dood dagboeknotities over het schaatsen. Hierin noteerde hij wat voor weer het dagelijks was en registreerde nauwgezet de gebeurtenissen op het ijs.

Daarnaast ondernam Claes Caescoper zelf ook grote tochten op het ijs. Zo schaatste hij in 1669 een zeventig kilometer lange tocht van Koog aan de Zaan naar Alkmaar en weer terug. Een week later schaatste hij in hevige sneeuwval naar Haarlem met zijn vader Aris Caescoper. In 1676 schaatste hij zijn beroemde Twaalfstedentocht in Noord-Holland met drie kameraden in één dag.

Schaatsdagboek

Caescoper noteerde van alles in zijn schaatsdagboek. Hij beschreef de tochten die hij schaatste, maar ook de gebeurtenissen die hij op het ijs meemaakte. Zo beschreef hij dat het zakenleven een poosje stil had gelegen rond Amsterdam, aangezien de kooplieden Amsterdam niet konden bereiken waar zij hun zaakjes wekelijks aan de korenbeurs regelden.

Er konden geen schepen varen en over het ijs kon men de stad destijds ook niet bereiken. Pas vanaf 21 januari 1669 was Amsterdam bereikbaar over het ijs. Dit was voor de kooplieden van essentieel belang, zodat het zakenleven vanuit de Zaanstreek weer op gang gebracht kon worden.

Duizenden liefhebbers reden af en aan bij de koek-en-zopies, rijke kooplieden draafden met fraaie paarden voor hun arrensleden heen en weer van Zaandam naar Knollendam en verder. De Zaanstreek was een populaire schaatsbestemming, men kwam van heinde en verre om er te schaatsen.

Een bijzondere gebeurtenis die Claes Caescoper meemaakte, was begin december 1665. Een noordwesterorkaan teisterde op dat moment de Noordzee. Hierdoor werden massa’s water de Zuiderzee in geperst, waardoor op tal van plaatsen de dijken braken.

Ook Waterland werd door deze ramp getroffen. Hier begaven de dijken zich ook, waardoor het hele polderland ten noorden van het IJ onder water kwam te staan tot de dijk langs de Zaan aan toe. Er verdronken talloze mensen, er ging veel vee verloren en tientallen schepen vergingen met man en muis in de golven.

Tot overmaat van ramp begon het vlak voor Kerstmis hard te vriezen. Dit zorgde ervoor dat er binnen enkele dagen een onafzienbare ijsvloer lag. Een lange stoet schaatsenrijders maakten van de gelegenheid gebruik en bewogen zich vanuit de Zaanstreek richting Durgerdam, om een kijkje te nemen bij het dijkgat.

Twaalfstedentocht

Claes Caescoper hield het niet alleen bij schaatstochtjes in zijn directe omgeving, ook maakte hij enorme tochten van honderden kilometers. In december 1676 schaatste hij zijn beroemde Twaalfstedentocht.

Ter voorbereiding stond Caescoper vanaf begin december bijna elke dag op het ijs. Hij schaatste onder andere naar Amsterdam, Assendelft, de Wijk (Beverwijk) en Oostzaan. Vanaf dertien december begon het echt hard te vriezen en reed hij naar Amsterdam, Medemblik en naar Alkmaar.

Tijdens de schaatstocht naar Alkmaar met een aantal vrienden is wellicht het idee ontstaan om alle twaalf de steden van Noord-Holland per schaats op één dag te bezoeken. Claes Caescoper was goed voorbereid, in de voorgaande twee weken had hij in totaal zo’n 250 kilometer op de schaats afgelegd.

Op 19 december 1676 was de dag dat Claes Caescoper samen met Meindert Arentsz, Jacob Blau en Jacob Buir om vier uur ’s nachts de ijzers onderbonden. Ze vertrokken vanaf de werf van Meindert Arentsz richting Haarlem.

Vermoedelijk schaatsten ze eerst naar de sluis bij Nauerna en staken daar het IJ over richting Halfweg, om via het Haarlemmermeer naar Haarlem te schaatsen. Daar namen ze de trekvaart naar Amsterdam en vanaf daar schaatsten ze naar Weesp en Naarden om via Muiden terug te keren en naar het eiland Pampus over te steken.

Van Pampus ging het over de Zuiderzee naar Monnickendam, waar ze de dijk over klommen om naar Edam te schaatsen. Daar vandaan gingen ze naar Purmerend en vervolgens naar Oudendijk. Tot dat moment hadden de vier negen uur onafgebroken op de schaats gestaan.

Na een uurtje pauze vertrokken ze naar Hoorn en vandaar naar Enkhuizen en Medemblik. Vanuit Medemblik schaatsten de vier verder naar Alkmaar, waar ze ook een tussenstop hielden. Na zeventien en een half uur – inclusief twee stops om te eten – hadden de vier mannen er ruim 200 kilometer opzitten en hadden ze alle twaalf steden van Noord-Holland per schaats bezocht.

Schaatsliefhebber tot zijn dood

Het was overigens niet de enige langeafstandstocht, die hij in zijn leven zou ondernemen. Hij schaatste later nog eens met vrienden naar Medemblik en hij maakte een uitzonderlijke tocht op de schaats dwars door de Hollandse waterlinie. Vermoedelijk ging de tocht eerst naar Leiden en vandaar via de trekvaart naar Haarlem om via Halfweg weer over het bevroren IJ naar de Zaanstreek terug te keren.

Een andere keer schaatste hij helemaal naar Nieuwendiep in de kop van Noord-Holland omdat daar een schip met een lading koolzaad, die hij had gekocht, lag ingevroren. Deze tocht was tachtig kilometer schaatsen, waarin hij worstelde tegen de noordoostenwind.

Zijn allerlaatste schaatstocht noteerde Claes Arisz Caescoper op 15 januari 1723, toen hij 72 jaar oud was. Hij schaatste toen naar Zaandam in de mist en er was sprake van sterke vorst.

Tot zijn dood op 26 maart 1729 bleef hij verslaafd aan het schaatsenrijden. Hij bleef weernotities maken in zijn zestig jaar oude ‘Nootijsije-boeck’ tot zestien dagen voor zijn dood. Hij eindigde zijn boek met: “Stond nog op ’t ijs van d’Saen”. Op 78 jarige leeftijd overleed in 1729 de beroemdste schaatsenrijder uit de zeventiende eeuw.

Bron verhaal en afbeeldingen: Op smalle ijzers, door Huub Snoep en Ron Couwenhoven.