Het marathonseizoen gaat traditiegetrouw van start op de Jaap Edenbaan met de Jaap Eden Trofee. Zo hoort het ook, want op de Amsterdamse kunstijsbaan is het marathonschaatsen op kunstijs in 1963 begonnen. Een jaar later, vijftig jaar geleden dus, won de vorige week overleden Jeen van den Berg de eerste echte marathonwedstrijd op kunstijs. Het leverde hem onder andere een kanarie met kooi op.

Negen dagen na de beruchte Elfstedentocht in 1963, om precies te zijn op zondag 27 januari, stroomden tienduizend toeschouwers naar de Jaap Eden kunstijsbaan om de helden van de Elfstedentocht aan het werk te zien.

Nog nooit was er een nationale marathonwedstrijd op kunstijs verreden. De term marathon werd ook niet genoemd. Het heette 'superlange afstandwedstrijd', in dit geval over 150 ronden, speciaal georganiseerd om de Elfstedenrijders aan het publiek in Amsterdam te tonen.

Reinier Paping uit Ommen, glorieus winnaar van de helletocht door Friesland, voerde 21 rijders aan toen het startschot klonk. Precies 150 ronden verder was er nog steeds geen afscheiding in de groep.

Jeen Wester uit Eernewoude hing aan het staartje van het ’peloton’. Hij had moeite het tempo te volgen. Een week eerder was hij zwaar geblesseerd geraakte tijdens de Elfstedentocht, toen Reinier Paping bij het klunen op de dijk bij Workum een aanval had ingezet. Wester was ongenadig hard op zijn stuitje gevallen. De pijn was nog lang niet verdwenen.

In de lange winter had de Fries al meer dan veertig wedstrijden gereden, waarvan hij er 31 had gewonnen, maar deze avond voor al die mensen rond het ijs van de Jaap Edenbaan zou het niets worden.

“Plotseling klonk er een stem uit die massa. ’Bist du verdomme yn Frys’, schreeuwde iemand”, weet Jeen Wester zich nog altijd als de dag van gisteren te herinneren. “Ik kreeg gelijk de geest, spurtte naar voren en won. Voor Klaas Kalis uit Stompetoren.”

Voorgeschiedenis

Eén van de toeschouwers was André Koornstra uit Amsterdam. Hij was voorzitter van de NVBHS Amsterdam, een sterke afdeling met 800 leden, waar later de Hardrijdersclub Amsterdam uit zou voortkomen. Onmiddellijk na de opening van de Jaap Edenbaan had hij als lid van de technische commissie langebaan al pogingen in het werk gesteld wedstrijden voor de ’mannen van de lange afstand’ te organiseren.

”In de winter van 1956 was een Grachtenrace in Amsterdam op het laatste moment verplaatst naar een stuk ondergelopen land bij het Ajax-stadion”, liet Koornstra in een terugblik op het ontstaan van het marathonschaatsen weten.

”Daar reden zo’n vijftig man mee. Alle Elfstedencracks waren present. Het idee om meer van dit soort wedstrijden te organiseren liet me daarna nooit meer los. Toen de kunstijsbaan kwam, heb ik dat ook gelijk geprobeerd, maar niemand zag wat in die ouwe knarren en Henk Pil, destijds de directeur van de kunstijsbaan, was als de dood dat zijn ijs aan gort zou worden gereden. Hij gaf er geen toestemming voor. De wedstrijden werden verboden, alhoewel we clandestien ’s avonds laat als Pil naar huis was, nog wel eens wedstrijdjes over vijftig rondjes reden.”

1964

De marathon van 27 januari 1963 veranderde veel. Pil was door de bocht. De volgende winter mocht Koornstra eindelijk zijn marathonwedstrijd op kunstijs opnieuw organiseren. Hij kreeg vijftig man bij elkaar. Koornstra: “We mochten rijden op een zaterdagochtend. De rijders brachten zelf de prijzen aan. Als ze door de finish reden, was er altijd wel een deelnemende middenstander, die een premie beschikbaar stelde."

Zo was er één die riep: “André, een kanarie met kooi”. Twee ronden later werd er gesprint. De afgelopen week overleden Jeen van den Berg won. Koornstra: “Ik heb hem de vogel persoonlijk in Heerenveen overhandigd. Hij won trouwens ook de wedstrijd.”

Van den Berg moest er jaren later nog altijd om lachen: “Ik kreeg een blikkie, een medaille dus, en die kanarie met kooi. Dat was bijzonder. Die Jaap Eden Trofee was voor ons marathonrijder wat de IJsselcup jarenlang was voor de langebaanschaatsers: de opening van het seizoen, maar dan gezelliger. Je had die gezellige feestverlichting en het restaurant De Skeeve Skaes met z’n aparte, unieke sfeer. Ze hadden het in Amsterdam altijd goed voor elkaar.”

Al snel stroomden de aanvragen om startbewijzen binnen, al mochten van Pil maximaal 200 rijders tegelijk starten. Daarmee was het marathonschaatsen op kunstijs definitief begonnen. Het zou echter nog 22 jaar duren alvorens het rijden om een ’worst’ definitief voorbij was. Die trend werd gezet tijdens de eerste Driedaagse van Ankeveen in februari 1986.

Prijzengeld

Het was voor het eerst dat er op natuurijs een meerdaagse wedstrijd werd georganiseerd. Helaas waagden slechts zich slechts zeventien A-rijders en vijftien schaatsenrijders van het tweede garnituur aan het experiment. Het klassement werd aan de hand van tijden opgemaakt.

Na drie dagen, waarin een tijdrit, drie marathons tot 100 kilometer en een ploegentijdrit werden afgewerkt, werd Elfstedenwinnaar Evert van Benthem eerste voor Jan Kooiman uit Ammerstol en Robert Vunderink uit Raalte.

De winnaar verdiende 2665 gulden met zijn overwinning. Robert Vunderink, de nummer drie van de uitslag, ging met f 2220,- naar huis. Hij had jarenlang in de kernploeg langebaan gereden, maar riep verbijsterd uit toen het geld hem ter hand werd gesteld: “Zoveel heb ik nog nooit met schaatsen verdiend.”

De tijd dat marathonrijders reden om ’een kanarie met kooi’ was definitief voorbij.